233 Mevrouw De Heer (Trots/OPA) merkt op dat er veel logistieke bedrijven in Breda zijn waarvan werknemers in Tilburg een cursus gaan volgen. De heer Uijl (SP) antwoordt dat het gaat om werkgelegenheid hier te houden of uit te breiden, op welk niveau dat ook is. Als daarvoor scholing nodig is, bijvoorbeeld in Tilburg, is dat prima. De heer Van Loon (D66) vindt de focus van de motie enigszins typisch. De Economische Agenda is bedoeld om economische bedrijvigheid te stimuleren en het lijkt logisch dat daar banen uit komen maar iemand die werkloos is met een academische titel voelt zich net zo vervelend als iemand die werkloos is met een mindere titel. Ook veel 50-plussers zitten op de bank en van de studenten die de studie game technology bij de NHTV hebben gedaan 33%. Waarom wordt de focus voor een algemeen verhaal als de Economische Agenda op de lagere opleidingen gelegd? De heer Uijl (SP) vindt het vervelend als dat het beeld is wat is overgekomen. De motie heet Werkgelegenheid voor alle Bredanaars en daaronder verstaat fractie SP uiteraard ook studenten die moeite hebben om aan het werk te komen en 55-plussers. Het is niet bedoeld om eenzijdig de focus te leggen op lager opgeleid of mbo- opgeleid. De fractie wil over een jaar terugzien wat deze economische agenda aan werkgelegenheid heeft opgeleverd voor alle Bredanaars ongeacht opleiding of leeftijd. De voorzitter constateert dat motie 3 Werkgelegenheid vooralle Bredanaars, ingediend door de fracties van SP en PvdA, deel uitmaakt van de beraadslagingen. De heer Van der Horst (BOB) is teleurgesteld dat fractie SP niet gevraagd heeft of fractie BOB mee wilde doen aan deze belangrijke motie maar zal die wel steunen. De heer Uijl (SP) biedt excuses aan dat fractie BOB niet meegenomen is door de drukte de afgelopen periode. De heer Van der Velde (PvdA) geeft aan dat de werkgelegenheid in Breda en in West-Brabant sterk is afgenomen en dat er maar een heel voorzichtig herstel te zien is. Werken aan economische ontwikkeling is dus belangrijk. Fractie PvdA wil dat iedereen mee kan doen, dat er uitzicht is voor mensen met een creatieve achtergrond, voor techneuten in het hoger en middelbaar segment maar vooral dat er banen komen voor mensen met een lagere opleiding want deze groep zit in de hoek waar de klappen het hardst aankomen. We willen allemaal weten wat er terecht komt van de inspanningen om het aantal banen te laten groeien en of dat in de ene sector beter lukt dan in de andere. In de Economische Agenda zien we de verdeling van banen naar opleidingsachtergrond niet, vandaar de motie samen met fractie SP om te zien of we succesvol zijn en waar we bij kunnen sturen, om- en bijscholing bevorderen als dat nodig is en om het onderwijs aan te laten sluiten op wat in de arbeidsmarkt wordt gevraagd. De uitvoeringsagenda is een stap vooruit met middelen voor stimulering, relatiebeheer en samenwerking, een aanjaagsubsidie om met niet-commerciële activiteiten en projecten te versterken en een financieringsfonds om te financieren wat de markt niet oppakt. De bedoeling is dat dit fonds revolverend is maar het gaat bijvoorbeeld om leningen met een flink risicoprofiel; dan krijg je het geld niet altijd terug. Als het gaat om resultaten ligt er een motie van fractie CDA. In de begroting staan op twee punten indicatoren, bij de beleving door ondernemers van het vestigingsklimaat en bij de waardering van de dienstverlening, ook specifiek door ondernemers. Het lijkt niet nodig om nog een onderzoek te doen en dus is de motie overbodig. De heer Rutten (CDA) vraagt of fractie PvdA een idee heeft hoe die indicatoren vorm gegeven gaan worden. De heer Van der Velde (PvdA) antwoordt dat er nog veel doorontwikkeld moet worden maar er staat in de begroting heel duidelijk aangegeven dat er onderzoek op die twee punten moet worden gedaan. Het is niet de taak van de raad om daar concreet inhoud aan te geven. In 2017 praten we over verbetering en doorontwikkeling van indicatoren. De heer Rutten (CDA) denkt dat het bij de ontwikkeling van de indicatoren mogelijk is het college iets mee te geven en dat is ook de strekking van de motie. De heer Van der Velde (PvdA) heeft de indruk dat fractie CDA nieuw onderzoek wil doen en er wordt al onderzoek gedaan want dat staat in de begroting. De heer Van der Horst (BOB) merkt op dat veel indicatoren nog niet duidelijk zijn. Hoe kan de raad controleren of er gedaan wordt wat in de begroting staat. De heer Van der Velde (PvdA) antwoordt dat in de begroting de indicatoren staan aangegeven. Er staat letterlijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de beleving van ondernemers van het vestigingsklimaat en de dienstverlening van de gemeente. De heer Rutten (CDA) vraagt of fractie PvdA kan aangeven hoe over een jaar bijgestuurd kan worden. De heer Van der Velde (PvdA) kan dat niet. De heer Van Loon (D66) geeft aan dat de Economische Agenda algemeen blijft maar het doorkijk-document wat erbij zit is een levend document. Fractie D66 is voor internationalisering, we zijn tenslotte geen kleine stad maar eerst regionalisering dan internationalisering. Eigenlijk zou het logischer zijn als de raad dit tegelijkertijd met het Verhaal van Breda behandeld had maar fractie D66 neemt aan dat daar geen tegenstrijdigheden uit gaan komen. Fractie D66 vindt dat je het meetbaar moet maken, smart, dat er targets in moeten staan. Er liggen nu twee moties om een aantal dingen meetbaar te maken waar fractie D66 positief over is maar we moeten uitkijken Notulen gemeenteraadsvergadering d.d. 17 november 2016 Pagina 233

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2016 | | pagina 6