verordeningen enz. geenzins te beklagen.
Ook hebbén er, met de Regtbank alhier ter Stede
in dit jaar geene byzondere botsingen plaats gehad.
Doch wy mogen hier echter geenzins met stilzwygen
voorbygaan, dat wy het genoegen hebben gehad, by
Missive van Z.E. den Heere Minister van Justitie
van den 316 Maart 1828 No.23, en vervolgens nog
nader door de gedienstige mededeling door den
Heer Prokureur Crimineel in deze Provincie, van
den inhoud eener Missive van den Keer Prokureur
Generaal; te worden geïnformeerd, dat ofschoon
Z.M. heeft goedgevonden geen gevolg te geven aan
het door ons in der tyd aan Hoogstdezelve gemaakte
adres, omtrent de bezwaren over het vonnis in appel
gewezen door de Regtbank te 's Bosch, in de procedures
voor de Correctionele Regtbank te Breda aanhangig
geweest in zake contra den griffier van den Enden
betrekkelyk de door hem willekeurig en tegens de
wettig bestaande verordeningen alhier ter Stede
gehouden verkoopingen van gemanufactureerde
en andere nog ongebruikte goederen welke zaak
in onze vorige verslagen is aangehaald geworden en
waarop by dat over 1827 Sub §15 is gedoeld:) Hoogst
dezelve echter de gronden voor die vonnissen heeft
beschouwd als verkeerdelyk toegepast; door welke
Hooge afkeuring? het Stedelyk Bestuur vermeent
te mogen veronderstellen, voortaan minder aan
zyn blootgesteld, te minder dewyl welgem.— Heer
Prokureur crimineel, by die gelegenheid, door den
Heer Prokureur generaal, op Specialen last des
Koningsis aangeschreven, om by de in het vervolg
voorkomende Zaken van soortgelyken aard als
de onderwerpelykede correctionele Regtbank,