wy zouden, trachten van 'Stads-Reekeningen zoo na mogelyk te
doen bywerken, te einde daardoor den dienst der financiële aan
gelegenheden, te brengen op eenen effenen voet. Aan dit verlang
-en is echter, ondanks ons zeiven niet kunnen worden voldaan;
welissaar is de Rekening van 1827 reeds op den 25 Mei 1830; by
den Raad opgenomen, en zyn vervolgens de twee afschriften door
de^tedelyken Ontvanger in Augustus jl. aan het Bestuur in
gezonden; doch is de opzending aan Heeren Gedeputeerde Stap
ten, als toen aangehouden omdat de Rekening van 1828, spoe
dig werd ingewacht en by de examinatie dezelve dan nog
daartoe eerst van die van eerstgemelde jaar moest gebruik
gemaakt worden.- Ofschoon de Stedelyke Ontvanger die van
gezegde dienstjaar 1828 dan ook reeds werkelyk in September
jl. heeft doen volgen, en de voorloopige examinatie zoo kort
mogelyk daarop heeft plaats gehad, zoo is echter, door de
vervolgens voorgevallene omstandigheden de opneming
by den Raad moeten worden vertraagd, zynde echter
inmiddels de Afschriften van 1828 nu by den Stedelyken
Ontvanger by der hand genomen, en ten gevolge waarvan,
die beiden Rekeningen dan ook nu eerlang ter finale
Sluiting zullen kunnen worden aangeboden.-
Wy hebben gemeend hieromtrent in opgemelde byzon-
derheden te moeten treden, ter aantooning der redenen
waarom aan de belofte in onze rescriptie sbti Heeren
Gedeputeerdé Staten van den 14e Juny 1830 No.357 niet
is beantwoord geworden;En kunnen wy vérder hiernog
byvoegen dat ter regeling van den dienst van 1829 eerstdaags
De