van den le Mei 1830 /Prov. Blad No.75/ alhier behoorlyk wordt voldaan.- 16 Broodzettingen Ten gevolge der in den aanvang dezes jaars gedurig ingediende bezwaren wegens de regeling der broodpryzen, hebben wy vermeend de gewooiie jaarlyksche aanschryving van Heeren Gedeputeer de Staten, omtrent de proefneming, ditmaal niet te moeten afwachten, maar is door ons op den 29 Maart 1830 drie proefne ming met granen van 1829, gedaan, en daarvan het gebruikelyk Proces verbaal opgemaakt, niet alleen, maar ook dadelyk naar dien uitslag, het Stedelyk Tarief voor de Zetting gewyzigd.- En toen vefvolgens het Besluit van H.E.G.A. van 27 April 1830 Litt. A, Afdeeling van Policie, daartoe is ontvangen, zyn by Missive van den 10e Mei daaraanvolgende Sub No.269, twee afschriften van dat Proces verbaal ingezonden, zonder nieuwe proefneming te doen, met^invulling nogthans tevens daarnaar, van de by laatstgemelde besluit daartoe ontvangen Tabel; zynde er overigens geene verdere aanschry ving ingekomen tot het inzenden van een nader Proces verbaal der door ons aangenomene uitkomsten tot eersten grondslag voor de regeling der broodzetting, met toepassing tot de onderscheidene broodsoorten zoo als zulks vroeger me de heeft doen plaats hebben; doch is later, volgens Mis sive van HiEiGiA. van 30 July 1830, Litt. G.G., nog /Sub No.441 dd. 10 Augustus/ ingezonden eenen Staat is aangemerkt dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1830 | | pagina 36