in het voorleden voorjaar verzochtom,daar dezelve slechts over
de sloten waren omgelegd,die weder te mogen oprigten,en alleen
de kronen daaruit te kappen,dit is echter niet toegestaan,niet
alleen maar moesten volgens Z.H.E.G. rescriptie dezelve bomen
(of heesters)aldaar weggenomen en de sloten langs de straatweg
worden gedempt;aan dit eerste is dadelyk voldaan,maar op onze
aanmerking,dat dit laatste zoude ten gevolge hebben,dat op som
mige der daartegen liggende op daarop uitwaterende akkers,de
veldvruchten zouden bederven,en vooral by overvloedige regens,
zoals ook veelal plaats hadden,is aan dit velangen geen ge
volg behoeven te worden gegeven,het gange hout is echter tot
op den afstand van 376 ellen der Vesting,weder moeten worden
gekapt.Ook zyn de lindenbomen buiten de waterpoort,
waarop,als tusschen de Vestingwerken staandevroeger niet
byzonder was gereflecteerd,in het vooileden voorjaar door de
Genie nog mede geveld en verbruiktdoch is,op onze reclame des
wegens, als het eigendom der stad zynde.de waarde daarvan,te
gelyk met die der verder overgenomene bomen,welke buiten de
andere poorten zyn omgehaktaan stadskasse by transactie
te goed gedaan.
Om de voortdurende inundatieheeft de schouwing der
Rivier de Mark boven de stad,in het afgelopen jaar niet
kunnen plaats hebben,de schouwing beneden de Mark is thans
by uitsluiting aan het Heemraadschap van Mark en Dintel
gedemandeerd
6 O
Op het missive van den 7 Augustus 1830 N 446 aan Heeren
Gedeputeerde Staten gedane verzoek,tot het nemen van maat
regelen, ter voorziening in den beteren afloop van het water