boven de stad,om de by de schouwing in dat jaar bevondene
ondiepten in <£.e-Mark,is geen antwoord ingekomen. In 1831
zou echter uit hoofde der inundatiedaaraan geen gevolg zyn
kunnen gegeven worden.
Lewyl het Stedelyk Bestuur van het Heemraadschap van Mark
en Dintel.geen voldoend..antwoord konde erlangen,ten aanzien der
wegruiming van de ontstane zandbanken,de een by de inundatie
sluis en de andere even buiten de Waterpoortie daaromtrenten
voornamelyk ten aanzien der eerste,met overleg- van den Raad
adres gemaakt aan Heren Gedeputeerde Staten,in dato 6July
1831 N°461,waarby de deswegens,met gemelde Heemraadschap,
gevoerde correspondentieis aangehaaldals mede verder de moti
even zyn uiteengezetop grond van welke het Stedelyk Bestuur
sustineerdedat de zandbank by de inundatie sluis,ten koste
der Administratie van Mark en Dintel behoorde te worden weg
geruimd, dan dit adres heeft de veronderstelde uitwerking
niet mogen hebben,alzo by besluit van H.E.G.A. van den 7
October 1831 Litt P,Afdeling van policie,in antwoord daarop,
wordt beslist dat het onderhoud der Rivier de Mark,binnen de
Stad moet worden geacht ten laste de stad zelve te zyn verble
ven, met last dienvolgens op het Bestuur,om ten koste der stad
voor de wegruiming der kwestieuse en daarby ook verder vermelde
ondiepten(uitgenomen echter de verhoging buiten de Waterpoort)
als tot de onderhoudswerkzaamheden,behoorende te zorgen.
Deze dispositie door ons ter tafel van den Raad gebragt zynde,
heeft dezelve vermeend,dat,vermits de gronden,op welke
van stadswege wordt gesustineerd,dat het terug brengen
der rivier op de diepte van 2 ellen beneden AP,zoals zulks