Z8 te doen plaats hebben,en daaraan is ook door Z.E.G.zoveel mogelyk gevolg gegeven;En zyn ook voorts weder de inspuyingen in de Mosselkreek,waarvan in het verslag over 1832 breeden marrè is gedaanhervaten zoveel de gelegenheid daartoe aanwezig was herhaald. Alhoewel by besluit van heren Gedeputeerde Staten van den 6 November 1832 L.H.A. Financie is kennis gegeven dat Z.M. geene termen heeft gevonden,om in overeenstem ming te beslissen van het adres van den Raad van den Q 3 February te voren,gedane verzoek om namelyk het Heem raadschap van Mark en Dintel te belasten met de opneming der Zandbanken in de Rivier de Mark beneden de inundatie- sluisbinnen de stad,noch tot het onderhoud ook voortaan dier rivier voor het gedeelte dat de stad doorstroomtheeft het Stedelyk Bestuur nogthans begrepen,dat daar eerstgen Zandbankenvoornamelyk door de maatregelen der Genie waren ontstaan en aangegroeid,nader op de opruiming ook door de Genie behoorde te worden aangedrongen,en zulks te meer,dewyl die banken reeds zodanig waren verhoogd, dat daardoor de toenadering der schepen tot den zich in de nabyheid bevindenden scheepswerven volkomen werd belet,en waarom den scheepstimmerman zich by rekwest tot ons wendde,om daarin eindelyk voorziening te erlangen.En tevens ten gevolge van dien,is de corresponden tie over dat onderwerp van het vorig jaar-,met den Heer Opperkomandant hervat,met aanbod echter,om ten einde eenmaal tot afdoening te komen,van Stadswege in de kosten te dragen,met dat effect,dat door de Genie daarop is aangenomen om 100 ellen voor hare rekening te doen uithalen,waarin vervolgens door de Raad is toegestemd,en waarna,vermits door de Genie geene gemeen- schappelyke behandeling werd verkozen,eene aanbesteding van het aandeel der stad is beproefd,doch waarvan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1833 | | pagina 18