Breda den 31 January 1834
N°1 01
Beantwoording aan de Aan Z.B.den Heer Gouverneur
circulaire aan den 20 dee der Provincie Noord-Braband
1825 N°61,naar volgorde
der daarby Volbrengende den,aan den hierneven aangehaalde circulaire
gevoegde nota om opgelegde zaak,en vaaragn by uwerlyk missive van den
6 December 1833 A N34 :Afd van Policie,ie herinnerdhebben
wy de eer by deze verslag te doen,omtrent de voornaamste
punten onzer administrative bemoeyingen over het afgelopen
dienstjaar 1833»waarby weder de aangegeven volgorde is
geobserveerd{weshalve het eerste voorkomt,
1 Inning van elands middelen.
Ter bevordering waarvan door ons weder al het aan de
Plaatselyke Besturen opgedragene,naar behoren heeft
plaats gehadzynde ook,wat betreft de Personele Belasting
en het Patentregtvoor de vier eerste maanden,als waarvan
den aanslag naar de kohieren van het vorig jaar was
geregeldzoveel ons is bekendregelmatig kunnen worden geint
hetwelk tevens het geval is geweest met de Grondbelasting
over het gehele jaar 1833ofschoon ten gevolge der berekening
daarvan voor het -y naar de verkregene uitkomsten van
het kadaster,die belasting weder hoger is geweest,doch
waarop wy de vryheid zullen nemen,by art 3 hierachter
terug te komensmaar wat betreft de Personele Belasting
volgens de wet van 29 Maart 1833 /Staatsblad N l/,en de
Pgtenten volgens de wet van 16 Juny 1832 (Staatsblad N30
gelyk die van Mei jl in werking zyn gebragt en ten uit
voer worden gelegdmoeten wy onze vrees te kerlnen geven