1833 N186,ao de Slinksche aanklagte van de Kommissaris speciaal van Policie voor deze Vesting,ten gevolge van diens verdraaid rapport,ten aanzien van onze zogenaamde wille keurige handelwyze omtrent Andreas Rubbers gehouden, omgekeerd ten opzigte van dien provisionele Ambtenaar zelve hebben in het midden gebragt en waarvan wy alhier niets behoeven terug te nemen;is ons ook in het afgelopen jaar niets weder varendat aan eene tegen kanting of kwaad opzet van ambtenaren zoude kunnen doen denken,daar wy toch op den| 21 hiervoren vermelde maatregel eener huisvisitatie ofschoon verre van dien te billyken of als op genoegzame gronden steunende te beschouwen,alleen aan verkeerde rapporten hebben gesteld van nu wylen den Heer Generaal Majoor Opper- Kommandant dezer Vesting,of andere Hoge Militaire Autoriteitals welke ons en de Burgery van lieverlede meer en meer regt in de bedoelingen en denkbeelden hebben doen wedervaren. Wat aangaat de Regtbahk van eersten aanleg voor zoo veel wy daarmede in aanraking zyn moeten komen, heeft ons ook in dit jaar.geene aanleiding tot aanmerkin gen op derzelver vonnisse gegeven,terwyl de stedelyke Policie verordeningen,en de Vrederegter een gewenscht appui vinden,hetwelk ook tot derzelver handhaving of tot het byzetten van den nodigen klem aan de bepalingen, hoogst noodzakelyk is. De ondergeschikte Stedelyke ambtenaren,worden,voor zoverre zy zich al in de een of ander opzigt,enige afwyking zouden mogen veroorlovenal spoedig tot hunne pligt terug gebragt of zelfs desnoods van hunne bediening vervallen verkla ard nogthans heeft het zelden plaats.dat het Bestuur tot dit uiterste behoeft te komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1833 | | pagina 35