Stad,immer dadelyk naar de haven afloopt als welke door het Heemraadschap van Mark en Dintel,ten behoeve der lage Polders bene den de stad doorgaans op een te laag peil wordt gehouden,zodanig dat zulks veelal zelfs eene belemmering voor de scheepvaart te weeg brengt,heeft,tevens ten gevolge der daaromtrent by herhaling ingediende bezwaren de aangelegenheid van den waterstandeen nader en ernstig punt van deliberatie by den Raad uitgemaaktdoch is na gedane onder zoek nader gebleken.dat er van de zyde der Stad,alleen nimmer afdoende middelen konden te werk gesteld worden,alzo de voor naamste daartoe leidende maatregelzoude moeten bestaan,in het verdiepen der bedoelde grachten en Kanalen in verhouding tot de tegen woordige bedding der rivier beneden de Stad en de uitgediepte geul den haven,maar wel ke gronddieping.de belendende gebouwen, als naar den actuele grondslag berekend, merendeels aan het grootste gevaar van instorting zoude blootstellen,en waarom dit middel als onuitwisbaar moest be schouwd worden,doch daar aan den anderen kant deze Staat van zaken niet kan blyven duren, dewyl het tevens te voorzien is, dat wanneer de inundatie boven de Stad zal hebben opgehouden,ook de wellen en putten zullen ledig staan,waarvan,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1835 | | pagina 21