belastingen, waarmede vele Stedelyke middelen
in verband staan als 't ware van zelve is
bygekomen, terwyl die vermindering van den
opbrengst ook verder nu weder aanleiding
heeft gegeven, dat het besluit van Heeren
Gedeputeerde Staten van 31 October 1836 Litt.B
Afd. van Financie (Prov. blad No.175) hou
dende verzoek, om ingeval men mogt vermeenen,
over 1837, de 5 gewoone opcenten op de grond
belasting voor de gemeente te kunnen achterlaten
als dan voor 20 November daartoe eene gemoti
veerde voordragt in te zenden,- door den Raad
onbeantwoord te moeten gelaten worden, tevens
uit aanmerking, dat in 1835 de vroegere ge-
hevene 2 facultative opcenten voor de Gemeente's
Kas, volgens de Wet van 27 December 1834
(Staatsblad No.39) reeds zyn afgeschaft,
maar meer byzonder, nog, dewyl er nog achterstal
lige Schulden waarvan op §25 nader zal wor
den gesproken zyn te betalen, waaraan by eene
verdere vermindering der Stedelyke Inkomsten
niet zoude kunnen gedacht worden.-
Overigens diene nog op deze rubriek, dat de
Sluikhandel alhier ter Stede, niet noemens
waardig kan gedreven worden,-gelyk daar
van reeds ten Slotte van §1 is melding
gemaakt