Door de Heer Inspecteur der Linie in deze
Provincie,in den aanvang van 1837 aan ons
het voostel gedaan zynde,om door de
beambten der Stedelyke belastingen,tevens te
doen toezigt houden op de aangevoerd wor
dende schynbaar frauduleuze goederen,aan
'sRyks regten Subject,en om daaromtrent
renseignementen te geven,hebben wy,hoe vol
gaarne ook anderzins door ons al het moge-
lyke wordt toegebragt,om 'SLands belangen
te bevorderen,nogthans gemeend,daarin te
te moeten bezwaar maken,en de zulks om de
welgegrondde reden,dat die stedelyke
beambten, byna nimmer in de mogelykheid zyn,
stellig te bepalen,of dezelve goederen wer-
kelyk van de grenzen worden aangevoerd;als
door welke onzekerheid het toch al lig-
telyk zoude kunnen bykomen,dat ingezetenen
of anderen,op een bloot en ongegrond ver
moeden, aan de Ambtenaren der linie,
als fraudateurs werden gedenonceerd,
hetwelk vele moeyelykheden en ongelegen
heden zoude kunnen te weeg brengen,en
tot welke vaak onverdiende argwaan,wy
hebben begrepen,geene aanleiding te mogen
geven,te minder,dewyl wy het daarvoor
moeten houden,dat de sluikhandel
alhier ter stede op geene noemenswaar
dige wyze gedreven wordt of worden kan.