aan Uwe Exc. daarvan, op den dag Sub No. 445,
met afschriften is kennis gegeven), doch heeft
zulks geenzins den vereischten uitslag pogen
hebben, alzoo by besluit van Z.M. van 21
September jl. No.75 meedegedeeld by uwer
Exc. besluit van 1 October A No.1, Griffie),
omtrent deze zaak in dien zin is beschikt, dat
tegen Uitkering nog slechts vooreena. van
ƒ4359,82^, het onderhoud voortaan bepaaldelyk
zoude zyn en blyve ten laste der Stad, met
byvoeging: dat by niet toetreding, de zaak
aan de belsissing des gewoonen Regters zal
behooren te worden overgelaten, doch dat
inmiddels op het Stedelyk Bestuur, dei^pligt
tot het nemen van maatregelen van voorzorg,
ter voorkoming van ongelukken zoude berusten.
Dan, daar de Raad gegronde bezwaren vond
hierin toe te treden, is daarop aan UHoogEdGr.
gereserileerd, als by missive van 24 October
1838 No.612 vermeld, gelyk ook, ten gevolge
UHoogEdGestr. nader Schryven van 29 dier
inaand, A No. 15 Griffie,- door den Raae
by antwoord van den 9 November No. 692,
bepaaldelyk op de ingehoudenheid der Stad tot
die voorziening, immers uit Stads fondsen
is, teruggekomen, terwyl eindelyk op UHoogEdGr.
Schryven van 4 December jl. A No.1-Griffie,
een nader vertoog deswegens is gedaan, waaraan t
deze wordt gerefereerd en op de ten Slotte,
waarvan te kennen gegeven bereidwilligheid,
ter voorziening tegen ongelukken, by het
passren eener acte van non proesudicie, even
als op de verdere punten, alsnu de decisie
wordt tegemoet gezien.