29 November 1836 ingestort, een groot ongerief
te weeg bragt.
Verder is weder in het onderhoud van
Stads gebouwen, door aanbesteding van
het noodige verfwerk voorzien, gelyk
zulks jaarlyks, naar gelang der noodzake-
lykheid plaats heeft.
Omtrent het gebouw voor de Regtbank bestemd
als aan de Stad behoorende, wordt alhier
nog tevens melding gemaakt: dat vermits
door den Zantonregter daarin eene voldoende
localiteit wordt geoccupeerd, het welk
van het noodige ameublement is voorzien,
met Zyn Ed. Achtb.: overleg, door den Raad
is besloten, dat denzelve, hangende de
beschikkingen, welke omtrent dit gebouw
zullen genomen worden, daarin zyne zittingen
zal blyven houden, gelyk daarin, by mis
sive van den 9 November jl. No.646 aan
aHeeren Gedeputeerde Staten, in antwoord
is kennis gegeven, met byvoeging nogthans
dat later by noodzakelykheid, in Zyn Ed.
Achtb; behoeften ten deze, naar gelang
van omstandigheden, zal worden voorzien.
Van het aanbrengen eenen bliksem
afleider aan den grooten toren, (welke
zoowel een onderwerp van Correspondentie
met U.HoogEd.Gr. als van opgave der
vordering daarmede by het algemeen ver
slag der voorlaatste jaren heeft uit
gemaakt) is aan uwe Exc. by missive van den
13 September 1838 No.532, rapport
gedaan, met byvoeging van een verslag van