breder zijn ontwikkeld .En toen later inV_
die maand,het doel van het Gouvernement
werd medegedeeld,om,ten gevolge het beramen
van een nieuw stelsel van landelijke Accijnsen
sommige middelen van Stedelijke Inkomsten te
doen vervallen en door anderen vervangen
is de noodzakelijkheid tot behoud van Stads
Inkomsten,zo veel mogelijk op den thans
bestaanden,door de ondervinding als doelmatig
bevonden voet,bij missive en antwoord van 5
April N 374 betoogd geworden.Terwijl
om de onmisbaarheid nog voor het tegenwoordig
van alle stads inkomsten,ook geen voor
stel is gedaan tot het geheel of gedeeltelijk
achterwege laten der heffing van de opcenten
op de grond- alsmede die op de Personele
belasting voor het volgend jaar 1842,zo
als zulks bij de aanschrijving vervat in
het Provinciaal blad van 1841 N 184
was facultatief gelaten.
En moge de verdere vermindering der Stedelijke
Belasting,zoals die weder uit nevenstaande
tabel blijkt,(als waaruit consteert dat 1841
minder dan 1840 heeft opgebragt /3555;00-|-)
geen verontrustend aanzien,zoals bij vroegere
meer progressen teruggang,hebben behouden,
is het niettemin blijkbaardat deze In
komsten, vooral bij de daarentegen in sommige
opzigten aanwassende behoeften,geene vrijwillige
afschaffingen toelaten.
Overigens hebben wij geene andere redenen dan
te veronderstellen,dat de invordering bij
voortduring behoorlijk plaats heeft en dus
geene merkbaren sluikhandel schijnt te
worden,of bij de bestaande surveillance
zelfs te kunnen worden gedreven.