(als minder om het rendementdan wel ter bevor dering eener goede hoedanigheid van het brood, voorgesteldgeen of immers geen afdoend tegen- wigt zal kunnen daarstellen. De opcenten op de grond- en de personele belastingen zijn mitsdien ook voor 1844 behouden, waarom op de des betrekkkelijke aanvrage van Heeren Gedeputeerde Staten,vervat in het Provinciaal blad van 1843 No 165 gelijk in dat geval bedoeld,niet is gerescribeerdo Het behoorlijk toevoorzigtzoals hoger gemeld,op de Stedelijke Belastingen,in verhgnd met de nog Steeds als doelmatig en genoegzaam bevondene bepalingen van het Reglementhet zoveel deze stad betreft,nodeloos makende de Koninklijke besluiten van 18 October 1826 No 107 en 5 October 1828 No 203 (behelzende verordeningen wegens het verlenen van afschrijving of teruggave van plaatselijke impost bij den uitvoer van Wi.in en Sterke dranken), in staat te houden.zoals de formaliteiten daarbij waren voorgeschreven,isop de aanvrage door Heeren Gedeputeerde Staten,bij missive van den 18 July 1843 Lett V.V.de opinie te dien aanzien van het Stedelijk Bestuur,bij rescriptie van den 28 dier maand No 670.kunnenworden te kennen gegeven,dat tegen de intrekking dier besluiten,alhier geene hoegenaamde Bedenkingen bestonden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1843 | | pagina 10