Bij de aanbesteding door het Stedelijk Bestuur in 1842,van het gronddiepen van Stads binnen grachten,vaarten en kreeken,tevens het schoon- en dien houden derzelve gedurende drie jaren,gedeel telijk ten laste der stad en overigens van de gelanden,bepaald zijnde,heeft in dit jaar 1843,door de Aannemers een nadere uitbag gering daartoe plaats gehaden zijn tevens de gelanden,voor zo verre door hun daaraan niet of nog niet behoorlijk was voldaan, gelast hunne beschoeyingenvolgens het Reglement op de waterleidingen,enz,te herstellen. De schouwvoering over de Rivier de Mark boven de stad tot aan de limiet van Ginneken is in het voorjaar behoorlijk geschieddoch is daaraan in het najaar,om de ingevallen veelvuldige regenswaardoor de gelanden in het schouwbaar maken waren verhinderd, ofschoon bepaald,geen gevolg kunnen worden gegeven. De bepaling in 1841 omtrent het zomer- peil is,door het in de regel openlaten der sluizenbehoorlijk geobserveerdimmers hebben de regens in het voor jaar*, geene scha delijke inundatien veroorzaaktterwijl bij droogte,door het tijdelijk ophouden, van het watermetoverleg der Genie,spui- jingen door Stads binnengrachten hebben plaats gehad. 10 Dienst van Veren.Veerschuiten en publieke Voertuigen: In weerwil zo door aanscSrijvingen aan onzen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1843 | | pagina 15