Het verlaten dezer stad door enige aanzienlijke familien,het verplaatsen voor het merendeel der werkzaamheden van de twee tapijtfabrieken, en het verminderend garnizoenlevert ook het verschietniet minder zorgwekkende denk beelden opjwant toch,moge al door de Maat schappij tot lening en opbeuring der behoeftigen door het verschaffen van werk,het mogelijke v/orden gedaan, en hare pogingen gewenschten bijval vinden,gelijk ook het Departement Breda der Maatschappij tot nut van 't Algemeen hare winteruitdelingen van brood,soep en brand stoffen voortzet en verder nog op andere wijze de weldadigheid worden bevorderdlevert dit alles geene bronnen van duurzaam bestaan op,in tegenstelling dat de vroegere verminderen en het getal der behoeftigen voortdurend aangroeit, ook in weerwil de wintermaande van 1843, onder de gunstige tegen de minste jaren mogen gesteld worden. Genoeglijker is het,volgens vroegere opmerking, melding te maken van den toestand der gestichtenals waarvan behalve het gereformeerd Armkinderhuisde fondsen gunstig zijn in deze bij sommige zelfs de behoeften overtreffen» Intusschen worden ons van allen geene volledige opgaren gedaan,terwijl zoveel des ja,deze zijn vervat in de tabellen daarvan in den aanvang des jaars ingezonden wordende,die alzo ten deze ter verdere beantwoording mogen subintreren. Als gebruikelijk op deze rubriek weder melding makende van de Beleenbankstrekt het mede ten genoegen.dat door het Gouvernement, immers nog voor drie jaren,is toegegeven aan het door de commissie van administratie gedane

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1843 | | pagina 21