laten doen, en binnen eene maand, het bevind en plan te willen mededeelen, doch waarop door HE3. in November by besumptie is te kennen gegeven, dat Zwarigheid moet worden gemaakt, om zich vooralsnog met nadere opnemingen in te laten, alzoo de fondsen hunner gemeenten geene kosten ge dogen en het Seizoen tot werkzaamheden van dezen vooral in allen gevalle te ver is geworden,- In- tusschen zal na behandeling dezer zaak, by de Commissie uit den Raad tot leiding van het herstel van den toren, daarop moeten teruggeko men worden.- Als vervolg van het vermelde in het vorig ver slag wegens de aanahngige procedure, ten aan zien der kleine of Markendaalsche Kerk en en toren, c.a. moeten wy alhier melding maken, dat de Stad,by arrest van het Provinciaal Hof van Noord Braband van 2 Juny 1846, in haar appel, van het vonnis der Arrondisements Regtbank te 'S Bosch van 13 November 1844 gesuccombeerd heeft, en het vonnis van den eersten Regter bevestigd is, met Veroordeeling der Stad in de kosten van dit hooger beroep; uit dien hoofd is by het Stedelyk Bestuur rypelyk gedelibereerd, omtrent het al of niet komen in cassatie by den Hoogen Raad.- En na ingenomen adviesvan twee onzydige Rechtsgeleerden is daartoe besloten; ten welker einde van HEGa. Gedeputeerde Staten, de noodige autorisatie verzorgd en verkregen is, welke zaak dus in cassatie aanhangig zynde eerstdaags belsist zal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1846 | | pagina 6