11 Willem III;terwijl tengevolge van Hoogstdeszelfs aanvaarding Der Regering eene Commissie uit den Raad werd benoemd,om aan Hoogstdezelve de liefde en trouw van de Stedelijke Regering en ter Burgerij te brengen,welke deputatie,in Mei jl bij Z.M. ten gehore wer toegelaten in met de meeste minzaamheid ont- vangen,Ook alhier ter Stede Constitueerde zich op het voet spoor van andere plaatsen eene sub commissie van notabele Ingezetenen,aan wier hoofd de Heer Burgemeester tot het in zamelen van gelden voor het oprigten van een staüdbeeld te 1sGravenhage,ter nagedachtenis aan den ontslapene Vorst,waar toe aanzienlijke bijdragen aan het Hooftbestuur werden over gemaakt Op het in de maand September 1849 bekomen berigt,van de Directie der Groote Sociëteitdat het Valkenberg door Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden,aan die sociëteit in huur was afgestaan voor een tijdvak van twintig jaren,met bevoegdheid om een zeker gedeelte van hetzelve,ten behoeve harer leden af te sluitenJheeft zulks de verwondering van het Stedelijk Bestuur,in hoge mate verwektvooral dewijl op eenen brief te dezer zakyte voren aan de Administratie der Domein-goederen van gem.Z.K.H,geschreven,evenmin als op een adres aan Z.K.H. zelve,waarvan in bet vorig verslag is melding gemaaktgeene dispositie is ontvangen. Ook het publiek had wel gewenscht dat het Stedelijk Bestuur in het bezit van dat park ware gekomen,of ten minste dat hetzelve op den ouden voet gelaten ware omdat men vreest dat in vervolg van tijd den toegang al meer en meer zal worden beperkt,terwijl door het vellen van vele oude en zware bomen,die wandelplaats veel van het anders aangename heeft verloren. Ten gevolge de verkiezing van Raadsleden in October werd door den Heer F.Stuyck,op grond eener Ministeriele Resolutie ten zijnen aanzien genomen,waarbij aan hem de hoedanigheid van Nederlander werd ontzegd tegen die keuze geprotesteerdom- dat onder de Leden van het Kies Kollegie er zich bevonden,die alsmede in België geboren,in gelijk geval verkeerden, en anderen liede gevorderde census niet betaalden.De Raad heeft deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1849 | | pagina 22