Breda den 31 January 1851
No.128
Algemeen Stedelijk Verslag
Wij hebben de eer Uwe Excell. hierbij aan te bieden het
Algemeen Stedelijk Verslag, over den jare 1850 ingerigt
overeenkomstig de bij de Circulaire van den 20 December
1825 No.61 gevoegde Nota en de daarbij aangeg. lei
draad: bevattende al die daden en handelingen van
Administratieven aard, welke ons der vermelding waardig
zijn voorgekomen, wij beginnen dus met:
1. Inning van 's Lands
Middelen. Dewijl tot heden in het stelsel der Landelijke Belastingen, er
in de wijze van heffing, geene verandering is gekomen,
zoo is door het Stedelijk Bestuur, ter bevordering der inning,
weder dat geene gedaan wat tot nu toe is gevolgd geworden,
hetwelk dat resultaat heeft opgeleverd, dat de ingezetenen
uitgezonderd eenige en wél om volslagen onvermogen,
meest alleen hunne belastingen hebben voldaan; het
gering bedrag der staten van oninbare posten, die door
ons niet dan na een speciaal daartoe ingesteld
onderzoek, worden geteekend getuigen van den goeden
wil tot betaling.-
Met het houden eener behoorlijke surveillance op de
Molens ten aanzien den aan- en afvoer van granen en
meel, is door onze Geëmployeerden steeds voort gegaan
I vooral om de bekomen informatie, dat op een der stoom-
koren-molens wel eens afwijkingen van de bestaande
bepalingen plaats hadden, doch hetwelk hoe streng dat
«toezigt, uitsluitend van wege de stad waarop uit
geoefend, ook waar niet is kunnen geconstateerd
worden, evenwel heeft zulks ten gevolge gehad, dat dies
molen den eigenaar is verlaten, en thans geheel
buiten gebruik is.
2. Tijdige afkon- Zulks heeft onmiddelijk plaats na ontvang der onderschei-
diging van de Kohi-rdene Kohieren van 's Rijks Belastingen waarvan aan Uwe
eren der Belastin- Exc. telkens afzonderlijk wordt kennis gegeven.
gen.
3.Werkzaamheden Hoewel de hiertoe betrekkelijke werkzaamheden voor het
van het kadaster en
4.Regelmatig houden
Mutatie-boeken.