De laatstbedoelde og buitengewone verkiezing beeft plaats gehad ter vervanging van den Heer H.van der Steenstraten.die had be dankt* Daar bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid I had verkregen van steramen,zoo is tot eene herstemming overgegaan moeten worden tusschen de beide personen die de meeste staramen hadden bekomen, zijnde de He eren Cr* L* van Mens en F.A.P.van Heath. Bij die herstemming is benoemd de Heer G*I.ia Mens De Baad aldus zamengesteld^pnfede hare eerste bijeenkomst op den 13 October 1851 tot het onderzoeken der geloofsbrieven Uwer leden, welk© in de vereisohte orde bevonden zijnde,tot de toelating der veertien benoemde leden,met uitzondering van het vijftiende lid, waarvoor tengevolge van het bedanken voor het lidmaatschap door dat lii,ae keuze nog moest plaats hebben,is besloten geworden, hebbende zulks voor dat nieuw benoemd lid eerst ter vrggadaring van den 4 December kunnen plaats hebben. Ha zich aldus te hebben geconstitueerd,is aangevangen met de werkzaamhden,en wel in de eerste plaat3 raetvdie welke als een direct uitvloeisel der bepalingen van de Wet van 29 My 1851* l (Staatsblad nr* 35) te beschouwen waren Tot dat einde werden op den 22 October 1851 tot wethèuders benoemd de Heeren Mr*C*Pels-Bijeken en J.C.vaa Mierlo,beide als zoodanig aftredend,om met den Burgemeester,den Heer Mr. J.f.C.J* De Bov ,het kolleg ie van Dagelijks ca bestuur uit te maken* Terzelfde vergadering warden voor den verderen loop van 1851 en gedurende hetvgeheele Jaar 1852,nadat alvorens hetvgetal op drie was bepaald,tot Ambtenaren van den Burgerlijken stand gekozen,de Heeren Mr*C*Pels-Bijoken,J.C*van Mierlo en Mr.J.F.C.J. De Boy, van welke tengevolge van onderlinge schikking de Heer Pels-Eijoken, als Ambtenaar van den B^rgelijken stand zal fungeeren en de Heer Yan Mierlo,zijn Sd bij ziekte of ander beletsel zal vervangen,ter wijl de Heer De Boy bij ontstentenis van beide,die betreking zal ve vervullen. Tengevolge de van den Heer Staatsraad Commissaris des Konings in deze provincie,in December 1851 ontvangen® mededeeling,dat het den Heer Minister van Binnealandsche zaken,niet geraden «toorkwam om de beioeming van Burgemeesters te doen gepaard gaan met ontheffing van eenige bepaling der G-emeenterwet ,of mat magtiging om eene daarbij met hetBurgemeesterschap onvereenigbaar verklaarde betrek king te behouden en dat,als zulks mede op deze gemeente met betrek king tot den Heer Mr.J.JT.C. J, De Boy,die het Burgemeesterschap tegelijk met het Hotarls-ambt,sedert 1829,tengevolge telkens daartoe verleende magtiging had waargenomen,van toepassing zijnde genoemde Heer Minister zwarigheid maakte om den Heer De Roy aan Z.M, ter herbenoeming voor te dragen en de aan hem tot den 1 e January daaraanvolgende verleende magtiging om die heide betrek kingen tegelijk te mogen bekleeaen,niet zullende kannen verlengd worden,disnvolj eens van dien tijd af in het Burgemeesterschap voorloopig moe%. worden voorzien in den geest en overeenkomstig de bepalingen van art,77 der Gemeente wet.Genoemde Heer De Boy,is daarop overeenkomstig dat artikel vervagen door den Heer Mr.C Pels-Bijoken,als de oudste in Jaren zijn-de Wethouder,terwijl naar aanleiding van art.90 dier wet,ter Uwer vergaring van den 30 December,ter zijner tijdeLijkevervanging als Ifethouder is be noemd denzelve B$ar De Boy De toepassing der bepalingen van de gemeentewet alzoo niet gedoogen de om de beide betrekingen van Burgemeester en Hotaris,aoor den H@er De Boy,tot dusverre bekleed,verder te cumuleren,wera bij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1851 | | pagina 5