21.
Het geheel getal leerlingen, bedroeg 2 16, namelijk 176 voor de
handteekenkunde en i|0 voor de bouwkunde, waaronder ruim een 30 tal
uit de omliggende gemeenten.
De dagcursus werd in den loop van bet jaar op wettigen voet gere
geld; aan den cursus voor jonge heeren namen deel 36 leerlingen en
op den dames cursus, waren 19 jonge /uJjvromien.
De uitkomsten van beider cursussen waren over het algemeen vol-
doende Een aantal voorbeelden werden aangeschaft eene tentoonstelling werd
er niet gehouden, dewijl alle klassen niet naar den prijs hebben ge-
teekend, zoodat de prijs uitdeeling is moeten uitgesteld worden tot
1865.
De overige nuttige inrigtingen werden door ons in vroegere versla
gen met name genoemd, zij zijn allen nog aanwezig en de meesten nemen
in bloei toe.
i!
Hoofdstuk X,
Armwezen.
Deden da uitkomsten,welke in het vorig jaar werden verkregen ten 1
aanzien van het getal der door het burgerlijk armbestuur bedeelden,
eene meer dan in vroegere jaren zigtbare neiging tot achteruitgang
van den toestand van het armwezen alhier waarnemen, wat het jaar
l862j. aangaat, mogen wij ondervinden, dat die toestand meer bevredi
gend is. Wij achten deze uitkomst te gelukkiger, omdat gedurende het
afgeloopen jaar, vooral in den zomer,- eene reeks van huisgezinnen
door de meer dan ge\iooniijk geheerscht hebbende kinderziekte zijn
aangetast, welke geneeskundige en dikwerf ook andere ondersteuning
noodig maakte, die men onder de gewone omstandigheden had kunnen wis-1,
seien. over het algemeen teschouwd, is de toestand van het armwezen
alhier, even als elders, ongunstig te noemen, en spreken wij hiervoor
van dien toestand in meer geruststellenden zin, dan is dit slechts
in vergelijking met liet vorige jaar.
Het is eene treurige waarheid, dat het getal van hen, die onder
steuning behoeven, vortdurend aangroeit, en zeldzaam is het, dat
huisgezinnen, die eenmaal tot zoodanigen staat van armoede zijn ver
vallen, dat zij de hulp van openbare armenfondsen behoeven, zich uit
dien 3taat kunnen verheffen. Hierin is voorzeker de reden te vinden,
waarom het getal der armen steeds vermeerdert; voortdurend komen er
nieuwe huisgezinnen bij, en in evenredigheid hiervan kan het armbe
stuur er geene loslaten.
Hoe dieper wij indringen in de kennis van den toestand der arme
huisgezinnen, hoe meer wij tot de overtuiging geraken, dat al de on
dersteuning welke wordt verleend noodzakelijk ja, in strengen zin,
onveraijdell.ik is;- het groote cijfer ïïër"uitgaven van het armbestuur
aan onderstand wordt alleen gebillijkt door de vele armen en de groo
te armoede, welke, voornamelijk in den winter, in schier alle der be-,
deelde huisgezinnen heerscht. Al wat het burgerlijk armbestuur uit-*
reikt, hetgeen aan bestede personen wordt toegekend, daar buiten ge- I
laten, is nog slechts een kleine onderstand, aan ieder behoeftig
huisgezin verleend in billijke evenredigheid en in verband met de gel
den, waarover het kan beschikken; en zijn die gelden voldoende om al 1
zijne uitgaven te bestrijden, inkrimping laten zij echter niet toe,
daar zoodanige inkrimping het zoude beletten den pligt te vervullen
waartoe de wet het burgerlijk armbestuur geroepen heeft.