10
werd aangevoerd, dat, dewijl hier sprake zoude wezen van eene
kwijtschelding van verschuldigde sommen aan een pachter of aan
nemer, het besluit der vergadering, ter bepaling van het bedrag,
waartoe zij in artikel 139 der gemeentewet uitdrukkelijk bevoegd
was verklaard, niet aan de goedkeuring van gedeputeerde staten
was onderworpen. Bij deze redenering zag men evenwel voorbij,
dat, wanneer ook het toegekende bedrag op den nog verschul-
digden termijn der pachtpenningen werd toegerekend, er altijd eene
som van 37.50 overschoot, welke niet anders, dan uit den
post van onvoorziene uitgaven kon worden uitgekeerd. De zaak
leidde tot langdurige beraadslagingen in den raaden tot eene
uitgebreide briefwisseling met het gedeputeerd bestuur; ten slotte
waarvan dit bestuur aan een gewijzigd raadsbesluit zijne goedkeu
ring schonk, waarbij tot af- en overschrijving der bedoelde som
van 37.50 werd gemagtigd, en van de overblijvende som van
562.50 gezwegen werd, die, den laatsten termijn van den pacht
prijs uitmakende, als kwijtgescholden zou te beschouwen zijn.
4°. Briefwisseling met gedeputeerde staten over het ongerief,
voor de scheepvaart voortvloeiende uit de verpligting tot het
doen van aangifte van in- of uit te voeren gedistilleerd bij de
aankomst in de eerste gemeente der provincie, terwijl tot het
vervullen der voorgeschreven formaliteiten niet op alle voor den
handel gewigtige punten, gelijk bijvoorbeeld aan de haven der
Roode Vaart, de gelegenheid zou gegeven zijn. Het verzoek van
den raad, dat op de aangewezen plaats een kantoor van belasting
opgerigt, of althans door het stationeren van beambten in de be
hoefte van den handel voorzien mogt worden, werd door gedepu
teerde staten met de toezegging beantwoorddat de zaak bij hun
collegie een onderwerp van overweging zou uitmaken.
5°. Vergunning, aan het kerkbestuur der R. K. parochie van
St. Barbara alhier verleend, om een gedeelte der Donkvaart, ter
strekkende lengte van zestig ellen, op zijne kosten, onder toezigt
van stadsarchitect, te overwelven en te dempen, met koste-
loozen afstand van zoodanig gedeelte van den grond, als noodig
zou bevonden worden tot het optrekken van een der zijgevels
van het nieuwe kerkgebouw, hetwelk aan de westzijde der Haven
ten noorden van de bedoelde gracht zal gesticht worden. Bij de
acte van concessie zijn de vereischte maatregelen voorgeschreven,
zoo omtrent het onderhoud der overwelving, als ten aanzien van
het toezigt der politie op de af te sluiten ruimte.
6°. Regtsgeding door A. van Gooigewezen pachter van stads-
baggerwerktegen de gemeente ingesteld. De persoonwien