29 op de plaats, genaamd stadskomme, waren nedergelegd. Het is te betreuren, dat in later tijd een deel dezer oorkonden uit liet arcbicf in. handen van derden is gekomen. Niet alleen de bur gemeesters Jan van Hoilten en Dionijs Pigghen, alsmede de secre taris Jan van de Corput, die deze privilegiën in de zestiende eeuw, maar ook de griffiers Adrianus Havermans en Jan van Vliet, die ze in de zeventiende eeuw met groote zorg hebben vergeleken misten geen enkel stuk van aanbelang. Thans weet men slechts, dat een tweetal dezer merkwaardige bescheiden onder den heer P. Cuypers Vanvelthoven berusten, terwijl van de andere ver miste geen spoor is te ontdekken. Het geleden verlies wordt eenigszins vergoed door de geauthen- t.iseerde afschriften, die de bedoelde magistraatspersonen met de uiterste naauwkcurigheid hebben vervaardigd, en die thans de plaats der oorspronkelijken vervangen. Van hetgeen ontbreekt kan mede veel worden aangevuld uit de schatten, die het bij zonder archief der voormalige heeren van Breda, tegenwoordig in 's rijks archief opgenomenaanbiedt. Al wat van bescheiden uit de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw was op te sporen, is door de zorg van stadsarchivaris met vlijt verzameld. Volgens het opgevat plan zal eene bloemlezing dier stukken weldra in druk verschijnen. Die uitgaaf zal, naar de verwachting, welke deze verdienstelijke oudheidkundige er van koestert, een nieuw licht over de lotgevallen der heeren en der stad van Breda doen opgaan, en eene niet te versmaden bijdrage voor de geschiedenis van het Nederlandsehe staats- en burgerlijk regt leveren. De stadsrekeningen en de vestbrieven, te rekenen van 1490, zijn, door den brand gespaard, in het archief voorhanden. Men weet, van hoe groot gewigt de eerstbedoelde stukken voor de geschiedenis en voor de kennis van de huishouding der gemeenten zijn. Geene gebeurtenis, in het een of ander opzigt gedenkwaar dig, of men vindt er in de rekeningen melding van gemaakt, dikwerf met eene uitvoerigheid, die den toestand der oude tijden met treffende kleuren schildert. De rekeningen maken eene vol ledige reeks tot heden uit. Niet zoo gelukkig is men, wat de handelingen der magistraat betreft. "Want vooreerst reiken de registers, waarin zij zijn op- geteekend, slechts tot omstreeks de helft der zestiende eeuw, met uitzondering van een boek der aden magistraal, onder andere be scheiden onlangs gevonden, hetwelk het tijdperk een twintigtal jaren hooger doet opklimmen; en ten andere zijn er in de reeks dezer registers leemten voor de beide tijdvakken der Spaansche

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1865 | | pagina 33