31
van Philips II, brieven van personen, betrokken in den opstand
der Belgische provinciën tegen liet Oostenrijksch gezag, en andere
van vroegere of latere dagteekening.
Het archief is in twee afdeelingen gesplitst. Tot het eene, het
oud archief, zijn gebragt de charters, diplomata, acten, registers
en alle verdere bescheiden, die ouder dan het jaar 1814 zijn. De
stukken van jonger jaren met de leggers, rentboeken en dergelijke,
die voor de dagelijksehe dienst moeten voorhanden zijn, behooren
tot het nieuw archief. Met de zorg van het laatstgenoemde, aan
de secretarie verbonden, is, volgens de wet, de secretaris belast.
Het oud archief is op het raadhuis geplaatst in een vertrekdat
wel niet fraai, doch droog en geschikt is. De meubelen hebben
behoefte aan verbetering. Het aanschaffen van klepdoozen en van
eenige andere benoodigdheden is aangevraagd, en aan dit verzoek
zal spoedig gevolg gegeven worden. Grooter offers zal echter de
aanvulling uit 'srijks archief en andere verzamelingen eischen; ook
het ordenen zal uitgaven veroorzaken. Tot heden was geene som
op de bcgrooting ten behoeve van het archief beschikbaar gesteld.
Vindt de wensch, dat het archief in behoorlijken staat worde ge
bragt, verhoor, dan zal in deze behoefte moeten voorzien worden.
Eene voordragt tot dat einde zal aan den gemeenteraad te gele
gener tijd worden gedaan.
Dc bewaring en het beheer van het oud archief zijn aan den
heer Mr. G. A. Kleijn opgedragen, die in 1862, na zijne heusche
bereidverklaring, tot onbezoldigden gemeentearchivaris werd aange
steld. Zeker kon deze taak aan geen bekwamer handen zijn toe-
betrouwd. De heer Kleijn, die zich sedert lang met geschied- en
oudheidkundige nasporingen bezig houdten die zich door het uit
geven eener Geschiedenis van het land en de heeren van Breda en door
andere geschriften heeft verdienstelijk gemaakt, scheen juist de man,
door zijne kunde en belezenheid meer dan iemand berekend, om
voor ons archief, dat vroeger te zeer vergeten en verwaarloosd werd,
datgene te doenwat men in vele steden sedert eenige jaren heeft
zien tot stand brengen.
Bij zijne instructie, den 29 Augustus 1862 vastgesteld, wordt
de archivaris uitgenoodigd tot het ordenen van het oud archief, het
rangschikken der stukken en het vervaardigen van een chronologi-
schen catalogus met alphabetischen bladwijzer.
Gedurende de drie jaren en een half, sedert de archivaris zijne
betrekking aanvaarddeheeft men van zijn arbeid nog weinig vruch
ten gezien. De titularis wilde, voordat hij dit deel van zijn last
uitvoerde, zich geheel met den rijkdom van het archief bekend