HOOFDSTUK V. GEMEENTEEIGENDOMMENWERKEN EN INRIGTINGEN. 51 Sedert jaren werd in de gemeente de behoefte gevoeld aan ver betering van straten, waterleidingen en grachten, aan vernieuwing of herstelling van verscheiden openbare gebouwen en aan het aan leggen van eenige werken, die de reinheid der plaats en den al- gemeenen gezondheidstoestand zouden bevorderen. Was men het over de wensehelijkheid, of liever de noodzakelijkheid der onder neming eens, omtrent de middelen ter voorziening in de kosten bestond verschil van meening. Terwijl eenigen uit de gewone in komsten jaarlijks eene matige som op de begrooting wilden aangewe zen hebben tot het bekostigen van buitengewone werken, ten einde geleidelijk tot het beoogde doel te geraken, zonder de schuld dei- gemeente te vergrooten; hadden anderen tegen het verdeelen van het werk over eene reeks van jaren, met, al de nadeelendaaraan zoo uit een finantiëel, als technisch oogpunt verbonden, bezwaar, en gaven zij verre de voorkeur aan het sluiten eener geldleening, met behoorlijken waarborg voor aflossing binnen een redelijk tijdsbestek, waardoor men in staat zou zijn, dalgeen, wat niet langer mogt uitgesteld worden, naar den eisch en met klem aan te vangen en voort te zetten. In een brief van den 28 Augustus 18'62 werd door burgemeester en wethouders verslag gedaan van hetgeen, vol gens hun gevoelen, te verrigten zou zijn, met mededeeliugdat de kosten der werken door stadsarchitect globaal waren begroot op ongeveer derdehalve tonne gouds; en werd daarbij de raad uit- genoodigd het vaststellen der vereischte maatregelen in overweging te nemen. Bij besluit van den 18 October daaropvolgende droeg de vergadering aan het collegie van dagelijksch bestuur het in dienen van nadere voorstellen tot het ondernemen van de noodig gekeurde werken open bepaaldedat de kosten met opgenomen gelden zouden bestreden worden. Op voordragt van burgemeester en wethouders nam de raad den 6 December van het genoemde jaar een besluit tot het uitvoeren van de daarin opgenoemde wer ken, waarvan de teekeningen en bestekken achtereenvolgend aan zijne goedkeuring zouden onderworpen wordenen tot het aangaan eener geldleening van f 150000 ten hoogste. Uit kracht van dit besluit zijn werken uitgevoerd voor het vol gend bedrag:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1865 | | pagina 55