70
regterilank der waterlunet gesloten 2°. eener verbindtenis jegens
bet departement van oorlog, ter gelegenheid van het oprigten der
gasfabriek, op den 22 October 1857 aangegaan, en 3°. eener be
schikking van denzelfden minister van den 19 Augustus 1858, met
betrekking tot het gedeelte wegs of dijkje van de tweede brug tot
het station, rust op de gemeente de verpligting tot het onderhouden
van den weg met de leuningen en met het bovendek der eerste
brug. Schoon deze weg sedert liet gemelde jaar voor kosten van
het plaatselijk bestuur is begrind, verkeert hij in geen gunstigen
toestand, en zal hij behooren verbeterd te worden. De openbare
veiligheid schijnt dit te eischeu, daar een druk verkeer op dezen
weg plaats vindt, die tot verbinding met den Hollandsch-Belgi-
schen spoorweg dient, en die nog meer zal gebruikt worden,
zoodra de ophaalbrug over de Mark zal zijn nedergelaten en den
toegang tot den staatsspoorweg aan deze zijde der stad zal ge
opend hebben. De noodzakelijkheid dezer verbetering is dan ook
erkend, en in beginsel is tot het werk besloten. De uitvoering is
echter aangehouden tot den tijd, dat omtrent het lot der lang
voltooide brug door de regering eene beslissing zal genomen zijn
wanneer een plan zal worden ingeleverd. Inmiddels hebben bur
gemeester en wethouders van den minister van oorlog, bij brieven
van den 24 Maart en den 12 Julij 1865, vergunning erlangd,
om, na het teekenen eener overeenkomst, de tweede brug te ver
vangen door een aarden dam en den weg naar den kant der ves
ting eene el te verbreeden. Het is aan de wijsheid van den raad
overgelaten te beslissen, in hoeverre van deze vergunning bij de
voorgenomen verbetering zal worden gebruik gemaakt.
In 1865 zijn de leuningen langs het water, die voorloopig
slechts uit onverwerkte sparren bestaanin wezen gehoudendoch
is voor 't overige weinig aan den weg gedaan.
(5. Ui pieren hanen en ijrachlen.
I. De rivier de Mark, na zich in de vestingwerken met de Aa
of Weerreis vereenigd te hebben, doorstroomt de stad van de
inundatiesluis nabij de Ginnekenpoort tot de Waterpoort, en vormt,
in bekleedingsmuren besloten, de Haven.
a. Over den waterstand in de rivier, zoowel met opzigt tot
hare bevaarbaarheid in 't algemeenals ten aanzien van het peil in
de haven en grachten binnen de stad, zijn de klagten, die vroeger
veelvuldig waren, in 1865 niet gehoord. Het gemeentebestuur
behoefde geene bezwaren bij het Heemraadschap der Mark en Dintel