72
verleend, de magistraat gemagtigd, om, ter bestrijding van de
kosten, die zij tot liet erlangen van suuvegarde ende saufconduit van
de Infante van Spanje voor de vaart op de rivier had moeten be
talenvan de schepen een zeker evenredig regt te vorderen, doch
het octrooi was slechts voor een tijdvak van drie jaren toegestaan,
en het is niet bekend, dat het ooit zou zijn verlengd, of dat eene
latere vergunning van den heer of van een ander wettig gezag zou
zijn verkregen. In 1856 rees in den gemeenteraad twijfel omtrent
het regt der gemeente. Er werd eerst besloten het drijfgeld onder
den naam van belasting te heffen, doch de koninklijke goedkeu
ring konde aan het raadsbesluit op gronden, in de ministeriële
circulaire van den 12 Julij 1853 (Lnttenberg, blz. 179) ontvouwd,
niet verleend worden. Daarna werd eene aanvraag om concessie
bij de hooge regering ingediend, waarop echter geene beschikking
is gevolgd. Inmiddels werd met de heffing voortgegaan tot het
jaar 1863, toen de schippers de betaling begonnen te weigeren,
en de pachter, een hunner in regten aansprekende, bij de betwis
ting van het regt, de gemeente tot vrijwaring voor het kanton-
geregt opriep. Het gemeenbestuur oordeelde, datwat ook de
oorsprong van het drijfgeld moge geweest zijn, en wat voor de
wettigheid van zulk eene heffing in vroeger eeuwen zou zijn aan
te voeren, die heffing tegenwoordig slechts als een watertolen
dus als eene belasting, waste beschouwen, en dat zij, naar de be
ginselen van het hedendaagsche staatsregt, zonder koninklijke con
cessie of bewilliging, niet bestaanbaar was; zoodat men wel ver-
pligt was van het tot heden door de gemeente uitgeoefende regt
af te zien. Met den pachter werd eene schikking gemaakt, waarbij
hem, tegen schadeloosstelling, het vorderen van drijfgeld voor het
vervolg werd ontzegd.
Sinds dien tijd worden geene gelden voor het bevaren der rivier
gevorderd, en wordt niemand verpligt, tot het in- en uithalen
van schepen de paarden, van wege de gemeente daartoe bestemd,
te bezigen; doch is in de dienst van het trekpad, die voor de
scheepvaart onmisbaar is, op de volgende wijze voorzien: de stal
len met de woningen aan de Waterpoort, te Terheiden en te Slik
gat worden door het bestuur verpacht, en aan den pachter, als
voorwaarde, de verpligting opgelegd, het trekpad te bedienen door
altijd paarden gereed tc houden tot het trekken der vaartuigen,
waarvoor ze gevraagd worden; de pachter mag voor de bewezen
diensten loon berekenen, hetwelk het bij de pachtovereenkomst be
paalde maximum niet mag overschrijden.
De loopende pachtsom bedraagt 25. In vroeger jaren leverde
het trekpad voor de gemeente 200 tot 400 op.