73 c. Het vischregt in de rivier de Mark, te rekenen van het dorp Ginneken tot Zwartenberg onder Terheiden, behoort aan de ge meente. Die visscherij wordt door haar sedert onheugelijke tijden bezeten. Het charter, door Hertog Jan van Brabant, als heer van Breda, op kerstavond 1331 aan de poorters der stad gegeven, waarin van hunne visscherij gesproken wordt, bevestigt slechts een reeds vroeger bestaand regt. Of men den oorsprong van dit regt in de gifte van Arnoud en Elisabeth van Leuven van 1280 te zoeken hebbe, willen wij niet beslissen; genoeg, dat het steeds onbetwist is uitgeoefend, en dat de stad altijd hare visscherij heeft verpacht» gelijk de rekeningen volkomen bewijzen, onder welke die van de jaren 1511 tot 1516 voor de betrekking tot den heer ten aanzien van dit onderwerp zeer de aandacht verdienen. De vischvangst in het bedoelde water is niet meer van zooveel belang, als zij vroeger was. De toenemende verzanding en ver smalling der bovenrivier en het bevaren der beneden-Mark met stoomvaartuigen schijnen op de vischrijkheid van invloed te zijn. De visscherij is in 1863 voor vier jaren verpacht in vier perceelen voor den gezamenlijken prijs van 152. II. Haven. Na de teleurstelling, herhaaldelijk van de zijde der pachters van het baggerwerk ondervonden, heeft men het vorig jaar het uitdiepen en schoonhouden der haven, die onderkomen was, en wier toestand bij de schipperij aanleiding tot regtmatige klagten gaf, in eigen beheer met klem aangevangen. Een aanzienlijk ge deelte tusschen de hooge en tolbrug is nagenoeg op de behoorlijke diepte gebragt; het zuidelijke deel laat, schoon er reeds gebaggerd is, nog veel te wenschen; met dit werk zal ijverig worden voort gegaan, doch het herstellen van vroeger verzuim zal tijd en geld kosten. De bekleedingsmuur van de zoogenaamde oude kade is over zijne geheele lengtebehalve aan den Mosseltrapwaar het metselwerk uitgeweken en versleten is, in de laatste jaren vernieuwd; die van de Prinsenkade is oud, doch kan met de reparatiën, die er aan gedaan zijn, nog wel eenigen tijd staande blijven. In de haven zijn gedurende 1865, op verlangen der schippers, acht meerpalen geheid terwijl de stompen van oude palen zijn weg geruimd. Dit werk was bij aanbesteding aangenomen door J. Kuik voor den prijs van 725. III. Grachten. De gracht langs den Nieuwen Weg op de hoogte van de fabriek der heeren De Bruijn Kops en Backer is door on diepte schier onbevaarbaar. Het overige der gracht, waardoor de Mark stroomt, is wel bruikbaar, maar vordert meer uitbaggering,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1865 | | pagina 77