76
en 1863 (337), draagt daarvan het blijk. De groote sterfte in
1864 was aan het heerschen der kinderpokken toe te schrijven,
welke ziekte zich in het daaropvolgende jaar niet heeft vertoond.
Bij het algemeen ziektekarakter was de gewone invloed der jaar
getijden zigtbaar. Dat karakter was gedurende den winter catarrhaal-
rheumatischmet neiging tot ontsteking der borstorganen. In bet
voor- en in het najaar zijn hier cn daar tusschenpoozende koortsen
waargenomen van zeer onderscheideu vorm en typus. De drooge
en warme zomer was bevorderlijk aan galachtige aandoeningendie
niet zelden tot braking en stoelgang overgingen cholera nostras
Gevallen van phthisis en scrophulae zijn, als gewoonlijk, gedu
rende het gansche jaar, vrij menigvuldig voorgekomen.
Epidemische ziekten hebben niet geheerscht, wanneer men uit
zondert een twintigtal meer of min uitkomende gevallen van angina
cliphteriticavan welke slechts enkele een onguustigen afloop hadden.
II. Gezondheidstoestand van het vee. De gemeente bleef gelukkig
van de veetyphus, die op liet laatst van het jaar zich aan deze
zijde van liet Hollandsch diep, schoon sporadisch, had uitgebreid,
verschoond. Van de besmettende longziekte kwam geen geval voor.
De toestand der runderen was alzoo voldoende; even zoo die der
paarden.
Onder de varkens, waarvan een groot aantal door de ingezetenen
voor eigen gebruik gemest wordt, heerschte hier, even als in de
naburige gemeenten, gedurende de maanden October en November,
eene besmettende ziekte, belroos genaamd. Aan deze ziekte zijn
verscheiden varkens, volgens gedane aangifte aan de politie, '23
gestorven; de overige werden door de eigenaars, meestal vóór den
gewonen tijd, geslagt. De ziekte, die met de individu's had op
gehouden te bestaan, heeft zich later niet weder onder de nieuw
aangekochte vertoond. Ook aan de gevolgen der zoogenaamde pa-
relziekle zijn eenige dezer dieren bezweken.
Op last en onder toezigt der politie zijn in het afgeloopen jaar
op de daartoe bestemde plaats buiten de Waterpoort begraven 41
gestorven beesten, te weten: 16 koeijen en 25 varkens.
III. Maatregelen ter voorkoming en genezing van ziekten.
a. Koepokinenting. Volgens de ter voldoening aan artikel 1 van
het koninklijk besluit van den 10 Jamiarij 1861 (Stbl. n°. 1) aan
liet gemeentebestuur ingezonden lijsten, was het getal der vacei-
natiën, door de verschillende genees- en heelkundigen verrigt, 122.
Van deze kunstbewerkingen zijn 144- kosteloos en 8 tegen beloo
ning toegediend. In 1864, toen de pokziekte heerschende was,
beliepen de vaccinatiën een getal van 1008, waarvan 818 koste
loos en 190 tegen belooning. In 1863 was het getal 120.