77 Eerepenniugen voor gratis verrigte koepokinentingen werden bij koninklijke besluiten van den 21 Augustus 1865 toegekend aan de beeren Dr. H. van Wijngaarden en den heel- en vroedmeester F. J. M. Heijlaerts jr. b. Ziekenhuizen. Het R. K. gasthuis, dat tevens tot algemeen ziekenhuis dient, beantwoordt goed aan zijne bestemming door een tal van ruime, luchtige en wel ingerigte zalen, door de genees kundige behandeling, waarbij de noodige hulpmiddelen beschikbaar zijn, en door de liefderijke verpleging, waaraan zich de bedienende zusters van liefdadigheid toewijden. In dit gesticht zijn in 1865 ter verpleging opgenomen 228 lijders, van welke 172 hersteld en 27 overleden zijn, terwijl op den 31 December 29 lijders onder behandeling bleven. Het jaar te voren waren 258 personen ver pleegd, van welke 198 hersteld en 30 overleden. In het gereformeerd ziekenhuis, vereenigd met het bestedelings- huis, hetwelk op eene kleine schaal aan het oogmerk der instel ling tracht te voldoen, zijn opgenomen 4 lijders, allen hersteld. In het voorgaande jaren waren 5 zieken behandeld, van welke 4 hersteld en één niet gebeterd. c. Politiemaatregelen. Door de voormalige plaatselijke commissie van geneeskundig toeverzigt werd in den loop van het jaar, bij uitnoodiging van het eollegie van dagelijksch bestuur, naar aan leiding van ingekomen adressen, een onderzoek ingesteld op de vraag, of het spoelen van geverwde stoffen ten gerieve van tapijt- fabriek en vervverijen in de Gampelvaart nadeelig voor de gezond heid te achten ware. De commissie, de zaak in het afgetrokkene niet boven bedenking oordeelende, meende echter, dat dit spoelen in een loopend water zonder gevaar konde toegelaten worden. Op grond van dit advies, werd de bij artikel 71 der politieverorde ning gevorderde vergunning aan de verzoekende belanghebbenden verleend. De verdere maatregelen, die door het bestuur in het belang van den algemeenen gezondheidstoestand zijn genomen, komen neder op de handhaving der tot dit onderwerp betrekkelijke politiebepalingen. l)e politiezorg was inzonderheid gerigt op het bewaren van mest- speciën, waarbij ingewortelde misbruiken bestaandie niet dan door krachtontwikkeling zijn te bestrijden. Burgemeester en wethouders namen den 2 November een besluit, waarbij zij, ter uitvoering van artikel 46 der politieverordening, de iurigting der putten en plaatsen, bestemd tot het verzamelen en bewaren van andere mest stoffen dan van secreetmestbepaaldenen alleen ten aanzien van de mestvaalten of hoopen van koe- en paardenmest ten behoeve

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1865 | | pagina 81