86 schenkomst van het gemeentebestuur, naar aanleiding der wet van den 10 September 1853 (Stbl. n°. 102), niet in te roepen, omdat het gebouw meer dan twee honderd ellen van eene bestaande kerk zal verwijderd blijven. De gemeenteraad verleende vergunning, om ten behoeve van den bouw een gedeelte der Donkvaart te overwelven, en van den gedempten grond, des noods, gebruik te maken. De werkzaamheden hebben zich in 1865 bepaald tot het vaststellen van een plan, door den met roem bekenden architect Cuijpers te ïtoermonde ontworpen, tot het afbreken en wegruimen van het aangekochte huis en tot het geschikt maken van den grond. Het gebouw zal binnen drie jaren moeten voltooid zijn. Tot het ondernemen van den bouw werd het kerkbestuur bij ministeriële beschikking van den 14 Junij 1865, n°. l0/i406 ge_ magtigd. Aan het kerkbestuur der parochie van den H. Antonius werd bij koninklijk besluit van den 6 October 1865, n". 55, vergun ning verleend tot het aanvaarden van een legaat van 400 door wijlen den pastoor M. van der Sanden gemaakt. Aan hetzelfde kerkbestuur werd bij besluit van den 10 October 1865, n". 60, toestemming gegeven tot het aankoopen van een tuin, achter de pastorie gelegen. Het adres van het kerkbestuur, waarbij die toestemming werd gevraagd, was van wege de administratie voor de R. K. eere- dienst, door gedeputeerde staten bij apostille om berigt en advies aan het collegie van dagelijksch bestuur toegezonden. Bij hun verslag van den 19 September gaven burgemeester en wethouders te kennen, dat, naar hun beseheiden gevoelen, de besturen van kerkgenootschappen tot het verrigten van burgerlijke handelingen, andere dan in de artikelen 947 en 1717 B. IV. bedoeld, geene magtiging noodig hebben; dat wel volgens het koninklijk besluit van den 16 Augustus 1824 (Stbl. n°. 45) de kerkbesturen tot het bouwen of veranderen van kerken en het maken van andere werken, behalve van gewoon onderhoud, niet mogen overgaan, dan na de toestemming des Konings te hebben erlangd, doch dat de verbindende kracht van dit besluit, hetwelk een onderwerp van burgerlijk regt zonder de medewerking der wetgevende magt regelt, zeer betwistbaar is, en dat het besluit in allen geval moet geacht worden te zijn ingetrokken en vervallen door de invoering der wet van den 10 September 1853 (Stbl. n°. 102), welke aan alle kerkgenootschappen de vrijheid verzekert, om alles, wat de uitoefening der godsdienst, de inrigting en het bestuur betreft, te regelen, en alleen aan de goedkeuring des Konings die bepalingen onderwerptdie de medewerking van het staatsgezag vereischen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1865 | | pagina 90