te Dg Evangelische vereeniging onder de zinspreuk: "dols Koningrijk Kome" uier statuten werden goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 29 Mei 1865, $0 J3bezit tot heden geen vasten predikant. 21 j houdt in een daartoe bestemd bedehuis hare openbare godsdienst oefehingen, waas- bij leeraren van hier of elders geroepen, als predikers optreden. De Israëlitische gemeente wordt bediend door een voorzanger. De kerkgebouwen bevinden 2ich, voor zoo veel aan ons bekend, in een vrij goeden staat, met uitzondering van de kerk van de K,Barbara, die door een nieuw gebouw aan de westzijde van de haven te stichten, zal worden vervangen. Uitgaven voor de openbare eerectienst, subsidien voor bouw of her stel van kerken en pastorijen, toelagen aan pastoors, kapellanen, pre dikanten, enz. kosten van bouw en onderhoud van pastorijen zijn, zoo ver wij weten, niet verleend; terwijl van makingen en schenkingen voor godsdienstige doeleinden mede niets te onzer kennis is gekomen. Hoofdstuk IX. Onderwijs, kunsten en wetenschappen. Ie. Scholen voor lager onderwijs. Aan het verslag, door de plaatse! .jke schoolcommissie ingezonden, ontlaenen wij het volgende: De toestand van heb lager onderwijs was in het jaar 1866 in de ze gemeente, evenals in vorige jaren, zeer voldoende.net staat er niet achter, het munt er veeleer uit boven dat hetwelk alders gegev ven wordt in scholen vu.n ^lijken rang en gelijke bevolking. Het vol doet aam de voorschriften van de wet en is in overeenstemming met de meer en meer klimmende eischen van den tijd; dit is zeker dat in deze gemeente heb lager onderwijs op zoodanige wijze en tot zoodanige hoogte gegeven wordt dat in aller behoeften genoegzaam wordt voor zien, dat geen ingezeten voor hen, die aan zijne zorg zijn toever trouwd redelijker wijze behoeft te verlangen naar de inrigtingen van lager onderwijs in andere gemeenten, en dat, bij gelijke persoonlij ke hoedanigheden de leerling die te Breda zijne opleiding genoot, niet zal behoeven onder te doen voor hem, die elders onderrigt ont ving. Dit wordt echter algemeen gezegd, en niet van elke Bredasche 3chool. Het geldt vooral de openbare scholen; het voor sommige zeer enkele bijzondere; onder de bijzondere immers zijn er, welker leerlingen, tenzij ze uitstekende talenten mogten bezitten, bij het verlaten der achool op verre na niet gelijk zouden staan met hen, die aan andere in naam gelijksoortige instellingen dezer zelfde stad hunne opleiding genouen, Er zijn genoeg goede inrigtingen om redelij ke behoeften te bevredigen. Hij die zijne kindcejen mar de minder goede zendt, heeft de minder goede uitkomsten aan zich zeiven te wij ten en geen regt van klagen over heb onderwijs in de stad zijner in woning. Het lager onderwijs, in deze gemeente langzamerhand op voldoen den voet gebragt en sint6 eenige jaren gehouden,ging dan ook in 1866 niet op zoodanige wijze vooruit, als in het oog zoude vallen, of bij zondere vermelding in dit verslag zou verdienen, Groote schreden van vooruitgang op dien weg zijn het werk van langen tijd, en het oog van den verslaggever, die slechts tot het overzien van één jaar zich be perkt, ziet ze niet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1866 | | pagina 42