Hoofdstuk VII. 46 NATIONALE MILITIE EN SCHUTTERIJ. A. Nationale Militie. Het aandeel der gemeente in de ligting van 1870 bij besluit van Gedeputeerde Staten vastgesteld, bedroeg 34 manschappen. Het aantal ingeschrevenen, waarnaar dit aandeel berekend is, na aftrek van 22 vrijwilligers, die vóór de inschrijving in dienst waren, was 101. Van de lotelingen zijn door den militieraad vrijgesteld 90 en door Gedeputeerde Staten bij herkeuring2 terwijl bij het korps wegens ligcliaamgebreken is ontslagen1 Te zamen. 93 De vrijstelling was toegekend aan: door ziekten of gebreken ongeschikt voor de dienst gekeurd21 eenige wettige zonen18 zich in militaire dienst bevindende.22 wegens broederdienst31 terwijl niet is toegelaten op grond van zijne vervallen verklaring van den militairen stand1 Te zamen. 93 De overblijvende 30 lotelingen, die voor de dienst werden aangewezen, zijn allen bij de landmilitie ingelijfd. Aan het contingent ontbrak alzoo 4 man. Voor de zeemilitie zijn geene lotelingen bestemd geworden. B. Schutterij. De werkelijke sterkte der schutterij in de gemeente was: actieve schutters268 reserve 126 Te zamen. 394 De actieve sterkte der schutterij bij de wet gevorderd, was 414 Sterkte van den eersten ban der schutterij actief174 reserve54 Te zamen. 288

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1870 | | pagina 48