98 dien verdienstelijken docent, van liet gewensclite uitzicht beroofd, dat hij nog lang der Hoogere Burgerschool tot nut en sieraad zou strekken. Na oenige vergeefsche pogingen om voor hem een opvolger te vindenwerd het onderwijs in de Nederlandsche taal voorloopig aan den leeraar Modderman en aan den onderwijzer aan de open bare armenschool, van Goor, dat in de geschiedenis aan den liulplecraar van der Kolk opgedragenen wat het laatste betreft, is deze opdracht, om dezelfde reden, tot aan het einde van het jaar bestendigd. Inmiddels was aan een ander docent, den heer Sluijmers, met 1 September 1870 in functie getreden, tegen IS April daaraan volgende op zijn verzoekeervol ontslag verleendzoodat men zich almede vrij onverwacht verplicht zag ook in het onderwijs in de Fransche en Hoogduitsche taal te voorzien; en gelukte dit ten aanzien van den eerstgenoemde, aanvankelijk door eene provi- sioneele, later door eene definitieve benoeming van den Heer Dirks, vroeger docent aan het gymnasium te Doornik, tot leeraar in de Fransche en Nederlandsche taalten opzichte van de Hoog duitsche taal en letterkunde ging dit minder voorspoedig, vermits het onderwijs in dat vakbij gebreke van adspirantentot aan de vacantie moest worden geschorst, en bij den aanvang van een nieuwen cursus slechts provisioneel kon worden hervat, door de welwillendheid van een der leeraars aan de Rijks Hoogere Burger school te Tilburg, den heer Frautzen, die zich, daartoe uitgenoo- digd en met vergunning van den Minister van Binnenlandsche Zaken, voor den tijd van een jaar met gedacht onderwijs heeft belast. Het is onnoodig te zeggen, dat het den overigen leeraars bui tengewone inspanning heeft gekost, het onderwijs onder deze omstandigheden behoorlijk aan den gang te houden, vooral wan neer daarbij in aanmerking wordt genomen, dat eenige van hen, gedurende de laatste maanden van het burgerlijk jaar, aan onge steldheden hebben geleden, die zulke inspanning moeielijk maakten. De Commissie aarzelt dan ook niet op nieuw de getuigenis af te leggen, dat directeur en leeraars, in 't algemeen voor hunne taak wel berekend, ook in het afgeloopen jaar, door getrouwe plichtsbetrachting, van belangstelling in den bloei der Hoogere Burgerschool loffelijk hebben doen blijken; en zij vindt niet minder vrijheid daarbij te voegen, dat naar haar oordeel, uit dit twee ledig oogpunt, zeer te waardeeren aanwinsten zijn gedaan. Behoudens enkele uitzonderingenviel over het gedrag der leer-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1871 | | pagina 101