96
over niet, minder dan zestien dier vakkenen de eisclien daarbij
tot dusver gesteld, zijn inderdaad niet gering te noemen.
Wordt nu daarbij in aanmerking genomen, dat tussclien liet,
lager en bet middelbaar onderwijs geen eigenlijk verband bestaat,
en dat de leerling, die vau liet een tot het ander overgaat, zicli
aan de eigenaardigheden van liet vakonderwijs moet gewennen, is
liet dan wonderdat zelfs de, redelijk begaafde jongeling niet in
staat, is, binnen vier jaren tijd, al wat hem op de Hoogere Bur
gerschool wordt opgediscbt, in voedende sappen om te werken.
De Regeering denkt er anders over, vermits, zoo niet aan alle,
dan gewis aan de meerderheid der Rijks Hoogere Burgerscholen
een voorbereidende cursus is verbonden.
Er is echter meer. De ondervinding leert met iederen dag, dat
de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursusalthans in betrek
kelijk kleinere gemeentenzal zij 't meest mogelijk nut stichten
niet als eene ondeelbare inrichting inag worden beschouwd, met
andere woorden, dat naast eenige leerlingen, die aan den vierden
en vijfden cursus deeluemen, om zieli tot het eind-examen voor te
bereiden, altijd staat een veel grooter aantal, dat zich met eene
minder volledige opleiding wil of moet tevreden houden, en dat
alzoo het onderwijs in de lagere klassen niet moet zijn een frag
ment maar een geheel behoort te vormen.
Brengt men nu evenwel hiermede in verband, dat datzelfde
onderwijs tevens ten nutte moet komen van de adspiranten voor
bet eind-examendan ligt bet voor de handdat slechts zeer enkele
vakken van het programma, dat deze te doorloopen hebben, van
de tafel van werkzaamheden in de lagere klassen kunnen worden
weggelaten, en dat men zich niet kan vleien al die werkzaamhe
den binnen den tijd van twee jaren, met gewensobt gevolg, voor
allen af te handelen.
Eindelijkde Commissie was zoo even verplicht ter loops melding
te maken van de veranderingen die in bet personeel der leeraars
hebben plaats gehad. Yoor een deel werd daartoe door overlij
den, vrijwilligen afstand of andere overmacht aanleiding gegeven,
doch teleurstellingen waren er niet vreemd aan, en deze stonden
in onmiskenbaar verband met de tegenwoordige organisatie onzer
school, die medebrengt, dat door drie docenten, behalve in ge
schiedenis en aardrijkskundein vier talen en hare letterkunden
moet worden onderricht gegeven, wat veilig een groot bezwaar
mag heeten, omdat het tot de zeldzaamheden behoort, dat een
candidaat-leeraar worde aangetroffen, die voor twee talen eene