8 b. Het collegie van dagelijkscli bestuur De heer Mr. P. J. J. Hollingérus Pijpers, nam, tengevolge van de aanneming zijner benoeming tot Kantonregter te Huist, op den 13. April 1872, zijn ontslag als Wethouder dezer gemeente. In zijne plaats werd den 23. Julij 1872, volgens art. 84 der gemeentewet, de heer E. H. A. Guljé tot Wethouder benoemd. In de vergadering van den 3. September 1872 werd de heer J. J. L. Ingen-Houszdie volgens den rooster als wethouder moest aftreden, op nieuw herkozen. Zoodat het collegie van dagelijkscli bestuur thans bestaat uit de heeren Mr. E. de Man, Ez.burgemeester, benoemd bij Kon. besluit van den 1 Sept. 1870, N°. 9. E. H. A. Guljé, Wethouders, aftredende de eerste in J. J. L. Ingen-llousz,] 1875 en de laatste in 1878. Vaste Commissien. Er bestaan twee vaste commissiendienaar het voorschrift van de artt. 54 en 166 der gemeentewet worden vernieuwd. In de maand December 1872 zijn zij zamengesteld als volgt: 1. De commissie van beheer der stedelijke gasfabriek: De burgemeester, voorzitter, de heeren E. H. A. Guljé, F. J. M. Heijlaerts, L. C. A. de Haan en F. L. G. de Cottignies. 2. De commissie voor het ontwerpen van verordeningentegen wier overtreding straf is bedreigd De burgemeester, voorzitter, de heeren Mr. J. J. Loke en Mr. M. A. van den Acker. Aan eene commissie van drie raadsleden, van welke één ieder jaar aftreedt is het beheer van het pensioenfonds der gemeente ambtenaren opgedragen. Zij bestaat uit de heeren Mr. E. de Man Ez.voorzitter, G. van Alphen en Mr. J. H. van Mierlo. Voor het onderzoeken van bestekken en voorwaarden van aanbesteding, gelijk mede van rekeningen en begrootingenbe noemt de raad bij elk inkomend ontwerp, eene tijdelijke commissie, c. Gemeente-ambtenaren en bedienden. De volgende veranderingen hadden in het personeel plaats: De assistent klerk der Secretarie J. Bruyns, verkreeg uit die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1872 | | pagina 11