36 deden de hevige stortregens een zeer hoogen waterstand ontstaan, zoo zelfs, dat de landerijen geruimen tijd overstroomd bleven en de meeste kelders niet van water bevrijd waren. Met het baggeren in de haven en grachten is geregeld voort gegaan om daardoor versch water uit de buitengrachten te ver krijgen en in het belang der algemeene gezondheid op gezette tijden te kunnen spnijen. Eene verbetering in den afvoer van het overtollige water is hoogst vvensehelijk. De uitgaven van het baggeren hebben bedragen f 610.(J5. Het trek- of jaagpad langs de rivier tot Slikgat wordt naar behooren onderhouden. De exploitatie is verpacht voor 100 's jaars. De kaaimuren en besehoeijingen zijn in goeden staat. Aan onderhoud van een en ander is uitgegeven 131.31s. De gemeente bezit nog geeue eigen begraafplaats in den zin der wet van den 13 April 1869 Staatsblad N°. 65). Wel is in der tijd met de kerkfabrieken der drie vereenigde R. K. pa rochiën eene overeenkomst geslotenwaarbij een gedeelte van de door die fabrieken aangelegde begraafplaats werd afgestaan tot algemeen kerkhof, hetwelk tot heden als zoodanig dient, zon der tot eenige moeijelijkheden te hebben aanleiding gegeven. Om aan dezen toestand een einde te maken zal men trachten aan de bepalingen der voors. wet zoodra mogelijk gevolg te geven, Bij gemis aan geschikte terreinen en in afwachting dat men een stuk grond van de geslechte vestingwerken zal kunnen verkrijgen, is bij Koninklijk besluit van den 6. November 1873 N°. 13, aan de gemeente, tijdelijke ontheffing verleend van de verpligting tot het aanleggen eener algemeene begraafplaats. Men hoopt in den loop van 1873 in het bezit te zijn cencr eigen begraafplaats. C. Werken niet aan de gemeente behoorende. Deze zijn de twee bestaande begraafplaatsen, waarvan de eene het eigendom is van de Roomsch Katholieke en de andere van de Protestantsche gezindte; ze zijn naast elkander gelegen in hot gehucht Zuijlen onder Prinsenbage. Door de Israëliten wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1872 | | pagina 29