108
veel bijdraagt. Hun getal beliep in 1873 128 personen en
gezinnen, aan welke wij uitgaven ƒ63.80.
Betrachten wij ook in dezen tak van armenzorg de meeste
zuinigheid, toch achten wij het raadzaam medetewerkendat
onze gemeente zoo spoedig mogelijk ontslagen zij van onbe
kende en hulpbehoevende lieden, wier moraliteit vaak ver
dacht voorkomt. De werving van vreemdelingen voor den
militairen dienst in Ned. Oost-Indië, drukte in 1873 vrij zwaar
op den post van uitgaaf. Dewijl het hier mannen gold, ge
roepen en bereid om in Nederlandschen dienst te treden,
scheen het ons billijk toe om hen voorttehelpen op den weg
naar Harderwijk, alwaar zij zich aanvankelijk moeten enga-
geeren, of naar hun geboorteland, voor het geval zij waren
afgekeurd.
BESTUURSLEDEN.
In ons college heeft in 1873 geen verandering van leden
plaats gehad. De heer J. II. Betzdie bij besluit van den Raad
dezer gemeente van den 24. Mei 1873 tot lid bij het arm
bestuur is herbenoemd, heeft in ons college zitting blijven
houden.
OPNEMING DER KAS.
De boeken en de kas van den rentmeester, die wij op de
bij de armenverordening bepaalde tijdstippen hebben opge
nomen, hebben wij steeds in goede orde bevonden.
KOEPOKINENTING.
Het is niet onbillijk dat aan het bekomen van onderstand
voorwaarden worden verbondenmin of meer eene verplichting
in zich sluitende, die het algemeen belang bevorderlijk is.
Daartoe behoort ook de bepaling, uitgedrukt in art. 99 onzer
arm verordening en gegrond op het Koninklijk besluit van den
18. April 1818, Stbl. n°. 20, dat degenen, die uit de armen-
fondsen onderstand genieten, verplicht zijn, hunne kinderen,
wier gezondheid en leeftijd de kunstbewerking der vaccinatie
toelaat, te doen vaccineeren, waartoe van wege de gemeente,
kosteloos, de gelegenheid wordt aangeboden. Aan die bepaling
hebben wij onze bedeelden met belangstelling en klem her
innerd, en hen zelfs, wanneer van traagheid of onwil bleek,