Hoofdstuk III. 8 de gemeente verloren hadden, werden van de lijsten geschrapt, en hunne namen, volgens art. 35 der kieswet, te gelijk met de aanplakking, nederlegging en openbare kennisgeving van de kiezerslijsten, afzonderlijk hekend gemaakt. Noch tegen de lijsten, noch tegen de verkiezingen werden bezwaren ingebragt. GEMEENTEBESTUUR. Personeel. a. Na de plaats gehad hebbende verkiezing (zie het vorig hoofdstuk) bestond de Gemeenteraad op den 31 December 1873, uit de volgende heeren: J. A. van Aken, J. J. L. Ingen-Housz, I F. L. C. de Cottignies, aftredende in 1875. L. van Kakerken, J. E. Vreede, Mr. J. H. van Mierlo L. C. A. de Haan, F. J. M. Heylaerts, A. H. Kuppens, E. II. A. Guljé, Mr. E. de Man Ez., G. van Alphen, Mr. J. J. Loke, F. Rikkers, J. J. Nelissen, b. In het collegie van dagelijksch bestuur had geene ver andering plaats; het is zamengesteld uit de heeren: aftredende in 1877. aftredende in 1879.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1873 | | pagina 12