113 Wie zijn de bedeelden bij het burgerlijk armbestuur? De denkbeelden daaromtrent bestaande blijken vaak zóó erroneus te zijn, dat wij 't niet overbodig achten die vraag hier te stel len en te beantwoorden. In 't algemeen stelt men zich voor dat, om ons zoo uittedrukkende geheele arme bevolking on zer gemeente behoort tot de bedeelden van 't burgerlijk arm bestuur. Niets minder waar toch dan dit. Aan het verkrijgen van geld en brood, hetzij tijdelijk, hetzij voortdurend, zijn zoovele billijke moeijelijkheden verbonden, dat het eene bijzon derheid mag heeten, indien een arme slaagt eene plaats op de bedeellijst te bekomen. Men denke hierbij niet aan weinig liefderijk gevoel voor de armen; neen, wij sluiten ons gevoel niet af, waar onderstand noodig blijkt, maar volgen slechts den strengen wil der wet, die „volstrekte onvermijdelijkheid" tot leus genomen heeft en de regelen van goede armenverzor ging, die leer en, dat onderstand, gegeven aan hem wien zulks niet toekomt, meer kwaad dan goed teweeg brengt. Nog eens wie zijn onze bedeelden? Het zijn in den regel oude van da gen, ziekelijke en gebrekkelijke personen; weduwen met tal van kinderen bezwaard, zwakken van geestvermogens en der- gelijken. Om U dit eenvoudig en duidelijk voortestellengeven wij de onderstaande opgaaf in cijfers: OUDEN VAN DA.GEN, Ziekelij- ken. Gebrek- kelijken. Weduwen met kin deren en bij zond. huisgezin. Zwakken v. geest vermo gens. Gezinnen, verlaten kinderen bevatt. boven de 80 jaren. tuss. de 70 80 jaren- tuss. de 60 70 jaren. 8. 41. 16. 7. 9. 15. 4. 4. Ons getal bedeelden is alzoo betrekkelijk zeer beperkt, zoo beperkt mogelijk, terwijl ook onze uitgaven aan onderstand in geld en brood gering te noemen zijn. Immers, aan geld is in 1874 bedeeld tot een bedrag van ƒ3101.49 en aan brood ƒ882.83. Stellen we dat het getal bedeelden, waarin altijd eenige fluctuatie is, 100 beloopt, dan heeft ieder eenloopend persoon of ieder huisgezin door elkander over het geheele jaar slechts ƒ39.85 ontvangen, d. i. ruim 76 cents per week, een bedrag dat, vooral omdat het strekt tot ondersteuning van allerbehoeftigsten der gemeente en ongelukkigen in den vollen 8.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1874 | | pagina 116