114 zin des woords, een ieder moet overtuigen, dat wjj meer dan karig bedeelen, dat wij, om zoo te zeggen, niets en toch iets geven. Wat behoort verder tot onzen werkkring? Het onder steunen van ziekenhetzij bij verpleging in het gasthuis hetzij aan huis met geld en geneesmiddelen; het beheer van 't stedelijk ziekenhuis met toezicht dat de daarin opgenomen personen behoorlijk verpleegd worden; het besteden van oude mannen en vrouwen, ouderlooze en verlaten kinderen en alle dezulken, wier toestand algeheele hulp vordert; het voorzien in de kosten van begraven van behoeftigen en het verstrekken van reispenningen en vervoer aan doorreizende lieden. Ieder dezer takken van armenzorg eischt gelijke behartiging en voor ziening. Evenmin als wij een ziekedie behoeftig ishulp zouden mogen weigèren, mogen wij vrouwen aan siphilis lij dende afstooten, hulpelooze ouden van dagen en jeugdigen weezen aan hun lot overlaten, weigeren te voorzien in de kosten van begraven van lijken van behoeftigen en hulpbe hoevende reizigers een penning te onthouden. Wanneer wij nu het bovenstaande overwegen en de br sliste overtuiging erlangen, dat alle ondersteuning welke door ons verleend wordt als volstrekt onvermijdelijk is te beschou wen, dan vragen wij ons af: Wat moet er alhier van de armen geworden bij den vurig aangedrongen wensch om de subsidie der gemeente voor armenzorg meer en meer te doen inkrimpen, en wat zal er, bij ontoereikende middelen om in den dringendsten nood der armen te voorzien, geworden van de rust en veiligheid in de gemeente? Men onderscheidt wel eens in onze administratie armenzorg en politiezorg. Wij achten 't moeijelijk de grens aantewijzen, waar armenzorg ophoudt en politiezorg begint. Veelalzoo niet altijd, smelten armenzorg en politiezorg inéén, want wordt door ons aan iemand die gebrek heeft aan voedsel een brood verstrekt, aan een ander die ziek is verpleging verschaft en een derde besteding toegestaan, dan wordt in alle die geval len zoowel getreden op het gebied van liefdadigheid als op dat van politie. Op 't eerste leidt christenplichtop 't tweede 't belang van den staat en in engeren zin van de gemeente die niet zou mogen toelaten dat iemand van gebrek omkwam. Rij de behandeling dezer materie wagen wij het de vraag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1874 | | pagina 117