120 FABRIEKS- EN HANDELSNIJVERHEID EN WINKELNERING. In het vorig verslag meende de Kamer er op te mogen wijzen dat door het slechten der vestingwerken met name tusschen de voormalige Water- en Boschpoort een ruim veld zou worden geopend voor de ontwikkeling van het fabrieks wezen. De bezwarende omstandigheden waaronder de verkoop der terreinen heeft plaats gehad, heeft min of meer die hoop teleurgesteld door de bepaling dat geen stoomwerktuigen mogten worden opgerigt. Niet alleen dat deze voorwaarde bij den verkoop gestipuleerd het geschiktste terreingelegen hij de vaart en aan de spoorwegen, ter ontwikkeling van de in dustrie aan den handel werd ontnomenook dreigde het op- rigten o. a. van leerlooijerijen te worden verboden en wel met het oog op de volksgezondheid. Het is te begrijpen dat deze zorg bij de toekomstige ont wikkeling onzer gemeente niet mag worden verwaarloosd; doch dit voorzorgsmiddel te ver gedreven zou de vraag wet tigen op welke terreinen mag dan aan fabrieken en trafieken in deze gemeente de oprigting worden toegestaan. Moge men tot de overtuiging komen dat Breda niet alleen door verfraaijing haren vooruitgang moet zoeken, maar door nuttige werken en door de gelegenheid te openen voor eene krachtige ontwikkeling van handel en nijverheid om hierdoor den betrekkelijken voorspoed van een talrijk garnizoen, doch dat heden of morgen verplaatst kan wordente vervangen. Met genoegen kunnen wij mededeel en dat de ijzerfabrieken goed hebben gewerkt, even als de lucifersfabrieken. De sui kerfabriek, die minder gunstige resultaten heeft opgeleverd is in andere handen overgegaan. Veraccijnsd slechts 794.785 kilogrammen zout tegen 809.550 kilogrammen in 1873. Zoutziederijen gaan niet vooruit, vooral tengevolge van den frauduleusen invoer van Belgisch zout. De Kamer heeft dan ook dd. 23 Julij 1874 een rekwest aan Zijne Excellentie den heer Minister van Finantiën ingediend, daar over geklaagd en aangedrongen om den accijns op het zout af te schaffen en zoo die afschaffing met het oog op ons be lastingstelsel niet wel mogelijk is alsdan de accijns 3.a f 4.per 100 kilogram te verminderen en tevens alle vrij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1874 | | pagina 123