123 betreffende het afmijnen van visch niet alléén, maar vooral, wat aangaat den afslag van bedorven vischontving de Kamer van Burgemeester en Wethouders eene missive waarbij die klagten als ongegrond werden ontzegd. De Kamer antwoordde dat door onderscheidene geloofwaardige personen konden worden gestaafd de feiten in haar verslag opgenomen. Zij wil thans gaarne erkennen dat de klagten over 1874 o. a. over niet eetbare visch niet ter harer kennisse zyn ge komen en gelooft dat hare klagten dus niet zonder uitwer king zijn gebleven. Eene betere regeling blijft intusschen aanbevolen voor de koopers in 't algemeen en de behoeftigen in 't bijzonder, die dikwijls in den zomer koopen, hetgeen de meer gegoeden niet verlangen en hoogst nadeelig voor de gezondheid is te achten. De Kamer heeft nog geen reden gevonden, om van haar stelsel eener vrije vischmarkt af te wijken. De algemeene markt is nog altijd, hetgeen zij is geweest, nl. niet beantwoordende aan de verwachting: de plaats waar de marktbezoekers bijeenkomen blijft nog altijd hinderlijk om frissche groenten ter verkoop aan te bieden, welligt ware het Kasteelplein eene betere marktplaats. De voor- en najaarskermissen hebben niet veel drukte op geleverd. In de boterhal zijn gewogen 55,935 kilo boter. WERKZAAMHEDEN DER KAMER. De Kamer bestond uit de Heeren: 1. M. Faes, Voorzitter. 2. C. Van den Eeden, Onder-Voorzitter 3. Ant. Loonen. 4. G. Verdussen. 5. Jhr. F. Backer. 6. W. Merkelbach. 7. ,T. Nelissen. 8. J. Rosu. 9. F. Smits van Waesberghe. 10. Mr. Max. van Dam, Secretaris. In de maand December moesten aftreden de heeren Faes, Verdussen, Backer en Smits, die wederom zijn herkozen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1874 | | pagina 126