Bijlage B. 69 Verslag omtrent den toestand van het Scherpschutters korps Godevaert Montens, onder de leus: „Voor Va derland en Oranjete Breda, over het jaar 1874. Edel Achtbaar Heer! Ter voldoening aan art. 13 van het Koninklijk besluit van 12 Mei 1867, heeft het korps de eer bij deze verslag uit te brengen omtrent den toestand over het afgeloopen jaar 1874. Even als ten vorige jare kunnen wij op een voortdurenden bloei van het korps wijzen, meer en meer, getuige de ijverige opkomsten, wordt een streven bij de schutters merkbaar om het doel waartoe het korps is opgerigt, te bereiken. De lste luitenant Van Mollhoofd-instructeur van het korps, leidde steeds de oefeningen, welke voornamelijk in schijfschieten bestonden. Dank zij de onvermoeide zorgen van dien officier en den ijver der schutters, kon het korps gerust bij de voorgekomen schietwedstrijden gedurende dat jaar met de bestaande korpsen en vereenigingen der Nederlandsche Weerbaarheid in het strijdperk treden. Den 12. Mei 1874, 's Konings heugelijk Kroningsfeest, ter gelegenheid waarvan de vereeniging „Neêrlands Burgerwacht''' van Amsterdam, eenen internationalen schietwedstrijd had uit geschreven, werd door 10 schutters van het korps daaraan deelgenomen. De uitkomst was meer dan bevredigendbuiten en behalve verscheidene personele prijzen, werd ook gelijk met de afgevaardigde schutters van Gouda, de lstc korpsprijs behaald met 242 punten in 25 schoten. De verwarring, voortspruitende uit een zamenloop van om standigheden, bij dien schietwedstrijd voorgevallen, was oor zaak dat onze schutters niet tegenwoordig konden zijn bij het kampschieten met de vereeniging Gouda. De commissie van nNeêrlands Burgerwacht" vond goed ons den 2. korpsprijs toe te kennenwelke handelwijze niet ge motiveerd en in strijd was met de bepalingen van het concours zoodat dan ook door het korps daartegen geprotesteerd werd. Den 27 28 Julij 11. werd door den bond van officieren der schutterijen van Noordbrabant eenen schietwedstrijd voor de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1874 | | pagina 72