B ij 1 a g e C. 72 GEMEENTE BREDA. Beredeneerd Verslag van den toestand van het lager onderwijs in de gemeente, gedurende het jaar 1874, door de plaatselijke school-commissie aldaar opgemaakt ingevolge art. 64 der Wet van 13 Au gustus 1857, Staatsblad no. 103.) HOOFDSTUK I. (Artt. 1 15 der Wet.) Algemeene beschouwingen. 1. Art. 1 der wet. De toestand van het lager onderwijs, gedurende het afge- loopen jaar mag wederom in het algemeen gunstig genoemd worden. De l8te en 2de openbare scholen en sommige bij zondere scholen namen in bloei toe, van het onderwijzend personeel mag voortdurend met allen lof worden gewaagden de belangstelling der ouders, althans der meer gegoede klasse in degelijk onderwijs, schijnt der commissie van jaar tot jaar toe te nemen. En om op eenige goede resultaten in het bijzonder te wijzen, mag de commissie met voldoening aan halen dat zij, die in den loop des jaars admissie-examen deden voor de Hoogere Burgerschool, daarin slaagden niet alléén, maar aan die inrigting onder de beste leerlingen gerekend werden, zooals gebleken is uit de getuigschriften aan die leerlingen met Kerstmis uitgereikt. Ook aan een vergelij kend admissie-examen voor de Rijks kweekschool namen een paar leerlingen van onze lste openbare school deel en behaal den daar zeer goede nommers. 2. Art. 3, 71 en 2 der wet. Het onderwijzend personeel aan onze scholen zoo openbare als bijzondere, bestond op ultimo December 1874 uit 13 hoofd onderwijzers en hoofdonderwijzeressen, geplaatst aan het hoofd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1874 | | pagina 75