94 Tegelijk met het teekenonderrigt werden de leerlingen van het instituut in de gelegenheid gesteld onderwijs te ontvan gen in reken-, meet- en natuurkunde, Nederlandsche taal en aardrijkskunde. Deze lessen, vormende de burgeravondschool, werden echter gedurende de laatste maanden van den cursus 1873/74 slechts door weinigen meer bijgewoond. De commissie achtte het daarom nuttig bij de aanneming van nieuwe leerlingen in September, deze er op te wijzen, dat zij niet alleen aangenomen werden om het teekenonder rigt te genieten, maar ook om bovengenoemde lessen, die twee avonden 's weeks gegeven worden, geregeld bij te wonen. Hieraan is door velen voldaan, waarvan er eenigen zelfs ge trouw opkomen, zoodat in dit opzigt tot groot genoegen der commissie een merkbare vooruitgang te bespeuren iswelke haar de hoop doet koesteren, dat langzamerhand meer jonge lieden het nut der lessen zullen inzien, en de burgeravond school eenmaal veel tot de ontwikkeling van den toekomsti- gen ambachtsman zal bijdragen. De dagcursus 1873/74 der le hoofdafdeeling eindigde met 14 leerlingenterwijl de nieuwe cursus in September met 18 leer lingen begon, welk getal later nog met twee vermeerderd is. De oorzaken, waarom dit aantal, dat eenmaal 50 bedroeg, zoo verminderd is, zijn reeds in vorige verslagen medegedeeld en zijn U derhalve bekend. Alleen neemt de commissie nog maals de vrijheid, U er op te wijzen, hoe door die verminde ring de Directeur een aanmerkelijk verlies in zijn inkomen heeft ondergaan, zonder dat de oorzaak aan hem te wijten is. Het gedrag der leerlingen gaf over het algemeen reden tot tevredenheid. Directeurs en leeraren legden er zich steeds met den meesten ijver en door naauwgezette pligtsbetrachting op toe, om het instituut aan het beoogde doel te doen beantwoorden en het in bloei te doen toenemen. De vele werkzaamheden aan de hoofdafdeeling „handteekenkunde" maakten echter voor den directeur met één leeraar de taak te zwaar, zoodat bij den aanvang van den nieuwen cursus het personeel met een hulp- leeraar vermeerderd is. De toestand van het meubilair en de hulpmiddelen is vol doende; het is echter dringend noodig dat de zalen nagezien en zindelijke!' gehouden worden. Ook heeft de verlichting

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1874 | | pagina 97