B ij 1 a g e G.
128
belangstelling in het armwezen zullen gaande houden, en Ge
steeds bereid zult bevonden worden, mede te werken, dat
wij de noodige penningen erlangen om de door U ons toever
trouwde taak, zoo belangrijk voor de rust en orde in de
gemeente, te volbrengen; U tevens herinnerendedat er weinig
gemeenten in Nederland, van gelijke bevolking als Breda, zullen
gevonden worden, waar de publieke "armenzorg zulk een be
trekkelijk klein offer vraagt van de gemeente als hier.
Breda, den 3.1. Januarij 1877.
liet burgerlijk armbestuur
L. INGEN-HOUSZ, Voorzitter.
A. R. VERMEULEN, Rentmeester.
Verslag der Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Breda, over den toestand van handel en
nijverheid over het jaar 1876.
Telkens wanneer de Kamer den toestand van handel en
nijverheid in deze gemeente vergelijkt met vorige jaren, dan
mag zij, zooal op geen snelle, nogtans op eene steeds toe
nemende ontwikkeling wijzen, zooals ook nu wederom uit het
verslag over het jaar 1876 kan blijken.
Mogt men zich in den aanvang van het jaar verheugen
over den goeden toestand der veld- en tuingewassen, de in
de maand Mei gevolgde droogte, afgewisseld door vorst en
sneeuw, stelde velen in hunne verwachtingen teleur.
De oogst moet dan ook slechts middelmatig worden genoemd.
De boekweit heeft veel geleden door de nachtvorsten; als
noodzakelijk gevolg was de opbrengst gering en de kwaliteit
slechtdaarentegen heeft men veel en goede haver gewonnen
bij het binnenhalen heeft zij echter door den regen geleden.
De rogge was goed.
De opbrengst van het stroo was gering, slecht en alleen
voor hooge prijzen te krijgen; evenwel was de handel levendig
door de levering aan de papierfabrieken. Ook de weilanden
stonden treurig terwijl men hooge prijzen van het hooi maakte,