HOOFDSTUK III.
GEMEENTEBESTUUR.
Personeel.
a. De gemeenteraad bestond op den 31. December 1876 uit
de volgende heeren
J. A. Van der Burgh, 1
f J. C. Rosu,
Bij besluit van de Gedeputeerde Staten van den 30. December
1875, G, N°. 102, werd naar aanleiding der voordragt, het
presentiegeld der leden van den raadvastgesteld op f 3 voor
ieder lid voor het bijwonen van elke zitting, te genieten voor
hoogstens 22 vergaderingen in het jaar.
b. In het collegie van dagelijksch bestuur had geene veran
dering plaats: het is zamengesteld uit de heeren:
Mr. E. de Man Ezn., Burgemeester, herbenoemd bij Ko
ninklijk besluit van den 20. Augustus 1876, N°. 13, jaar
wedde f 1800.
Mr. J. A. Van Mierlo,
L. C. A. De Haan,
F. ,T. M. Heylaerts
A. H. Kuppens,
E. H. A. Guljé,
Mr. E- Re Man EZ".
G. Van Alphen,
Mr. J. J. Loke,
F. Rikkers,
J. J. Nelissen,
.1. E. Vreede,
J. J. L. Ingen-Housz,
J. A. Van Aken,
aftredende in 1881.
J. J. L. Ingen-Housz,
E. H. A. Guljé,
Wethouders, aftredende de eerste
in 1878, en de laatste in 1881,
jaarwedde van ieder 500.
Vaste Cammissiën.
De vaste commissiën, naar aanleiding van de artt. 54 en
166 der gemeentewet benoemdzijn in de maand December
1876 weder vernieuwd en zamengesteld als volgt: